Mon 05/09/2022 - 17:00 Vlierenberg
Artikel 1: De notulen van het vast bureau van 29 augustus 2022 worden goedgekeurd.
Dit agendapunt wordt doorverwezen naar de dagorde van de raad voor maatschappelijk welzijn, met volgend voorstel:
Artikel 1: Goedkeuring van het ontslag van Gerda Peeters als lid van het bestuursorgaan ELZ Middenkempen.
Artikel 2: Aanduiding van volgende persoon als vertegenwoordiger voor ELZ Middenkempen vzw tot het einde van de legislatuur:
- Greet Bloemen, beleidsdeskundige/ projectcoördinator Welzijn & Gezondheid
Artikel 3: Een afschrift van dit besluit wordt bezorgd aan:
Teamleider Zorg & Gezondheid
Teamleider Mens & Welzijn
Eerstelijnszone Middenkempen vzw, t.a.v. de voorzitter Stefan Theugels
Artikel 1: Goedkeuring van de wijzigingen aan de rechtspositieregeling als volgt:
Artikel 215.
Het bedrag van de eindejaarstoelage is de som van het forfaitaire gedeelte en het veranderlijke gedeelte, aangepast volgens de indexverhogingscoëfficiënt die van toepassing is op het salaris van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar.
Het forfaitaire gedeelte en het veranderlijke gedeelte worden als volgt berekend:
1° het forfaitaire gedeelte:
a) het forfaitaire gedeelte bedraagt voor het jaar 2011 349,73 euro;
b) vanaf 2012 wordt het forfaitaire gedeelte dat toegekend is tijdens het vorige jaar, telkens vermeerderd met een breuk waarvan de noemer gelijk is aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het vorige jaar en de teller gelijk is aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar. Het resultaat daarvan wordt berekend tot op twee decimalen nauwkeurig;
c) het bedrag dat het resultaat is van de berekening, vermeld in punt b) wordt verhoogd met 698,74 euro;
d) voor het jaar 2012 wordt het bedrag dat het resultaat is van de berekening, vermeld in punt c) voor alle personeelsleden verhoogd met 100 euro;
e) vanaf het jaar 2013 wordt het bedrag dat het resultaat is van de berekening, vermeld in punt c) voor alle personeelsleden verhoogd met 200 euro;
2° het veranderlijke gedeelte:
3,6 procent van het jaarsalaris, aangepast volgens de indexverhogingscoëfficiënt die van toepassing is op het salaris van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar. Als het personeelslid in de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar geen of slechts een gedeeltelijk salaris ontvangen heeft, dan wordt het percentage berekend op basis van het salaris dat voor diezelfde maand betaald zou zijn als het personeelslid zijn functie wel volledig had uitgeoefend.
Artikel 216.
Het personeelslid ontvangt het volledige bedrag van de toelage, vermeld in artikel 215 als het als titularis van een betrekking met volledige prestaties het volledige salaris heeft ontvangen tijdens de hele duur van de referentieperiode.
Als het personeelslid niet het volledige salaris heeft ontvangen als titularis van een betrekking met volledige prestaties of onvolledige prestaties, wordt het bedrag van de toelage verminderd in verhouding tot het salaris dat het werkelijk heeft ontvangen.
De periodes waarin het personeelslid tijdens de referentieperiode als titularis van een betrekking met volledige prestaties of onvolledige prestaties met ouderschapsverlof als vermeld in het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan was, of met bevallingsverlof was met toepassing van de Arbeidswet van 16 maart 1971, of omstandigheidsverlof genoot voor een gebeurtenis als vermeld in artikel 284, 2° en 2°bis, worden gelijkgesteld met periodes waarvoor het personeelslid het salaris volledig heeft ontvangen.
Artikel 243 bis
Het personeel heeft recht op een jaarlijkse koopkrachtverhoging van 100 euro per VTE.
Deze koopkrachtverhoging is geprorateerd en wordt afhankelijk van de prestatiebreuk van het personeelslid deels toegekend via een geschenkencheque ter gelegenheid van Sinterklaas en deels via ecocheques.
Indien, rekening houdend met de individuele prestatiebreuk bij de berekening van de koopkrachtverhoging, het bekomen bedrag reeds werd besteed aan de Sinterklaascheque, heeft het personeelslid geen recht op ecocheques.
Jobstudenten worden van dit toepassingsgebied uitgesloten.
Sinterklaascheque
Aan het personeelslid dat in dienst is op 6 december wordt, binnen de geldende fiscale en sociale zekerheidsregels met het oog op de vrijstelling van RSZ-bijdragen en bedrijfsvoorheffing, een lokale handelaarsbon toegekend als geschenkencheque ter gelegenheid van Sinterklaas. De geschenkencheque bedraagt 40 euro. De waarde wordt niet geprorateerd voor deeltijdse personeelsleden.
Ecocheques
Aan het personeelslid dat in dienst is op 31 oktober wordt, binnen de geldende fiscale en sociale zekerheidsregels met het oog op de vrijstelling van RSZ-bijdragen en bedrijfsvoorheffing, ecocheques toegekend met een pro-rata berekening, naargelang de prestatiebreuk, van 60 euro/VTE/jaar. (resterend deel van de koopkrachtverhoging)
De ecocheques worden toegekend op voorwaarde dat het personeelslid meer dan 1 dag effectieve arbeidsprestaties geleverd heeft in de periode van 1 januari tot 31 oktober.
Voor het bepalen van het bedrag van de ecocheques wordt uitgegaan van de werkelijke prestatiebreuk op datum van 31 oktober. Indien de bewerking een decimaal getal oplevert, wordt het bedrag afgerond op de hogere eenheid.
Artikel 246.
Met ingang van 1 januari 2010 voert het lokaal bestuur een aanvullend pensioenstelsel in voor de contractuele personeelsleden met een pensioentoelage van 2% op het pensioengevend jaarloon.
De bijdragevoet wordt als volgt verhoogd:
Artikel 258.
§1. Een voltijds werkend personeelslid heeft recht op 35 werkdagen betaalde vakantie voor een volledig dienstjaar.
Een deeltijds personeelslid heeft recht op vakantiedagen à rato van zijn prestatieregeling.
De vakantiedagen kunnen in principe worden genomen naar keuze van het personeelslid. Het jaarlijks vakantieverlof kan maximum in één keer opgenomen worden voor 20 werkdagen, zo nodig aangevuld tot 1 volledige kalendermaand. Deze regel geldt niet vanaf 3 maanden voorafgaand aan de oppensioenstelling van het personeelslid.
Gedurende de loopbaan kan éénmalig een uitzondering op de maximum verlofopname van 20 werkdagen toegestaan worden.
De personeelsleden moeten hun planning rond opname van “groot verlof” ieder jaar voor 1 april doorgeven aan hun leidinggevende. Met groot verlof wordt de aaneensluitende periode verlof van 2, 3 of 4 weken bedoeld, die men wenst te nemen in de periode mei-september. De leidinggevende kan op deze manier de verloven toekennen in functie van de continuïteit van de dienst. Als de aangevraagde dagen of periodes niet verzoenbaar zijn met de behoeften van de dienst, dan wordt dit zo vlug mogelijk meegedeeld aan het personeelslid.
De personeelsleden dienen 50% van de jaarlijkse vakantiedagen op te nemen vóór 30 september.
De aanvraag wordt ingediend bij de rechtstreeks leidinggevende die door de algemeen directeur hiervoor werd aangeduid.
Het vakantieverlof moet minstens twee weken voor de aanvangsdatum aangevraagd worden zo het tenminste één week duurt of minstens drie dagen vooraf zo het minder dan één week bedraagt. Niet tijdig aangevraagd verlof kan slechts toegestaan worden ingeval van bewezen onvoorziene omstandigheden. Bij gelijktijdige aanvragen binnen de dienst verbonden aan schoolvakanties worden voorrangsregels toegepast voor gezinshoofden, beoordeeld door de algemeen directeur.
Het vakantieverlof moet genomen worden tijdens het kalenderjaar waarop het betrekking heeft. Het wettelijk verlof moet eerst uitgeput worden alvorens de extra verlofdagen kunnen opgenomen worden.
§2. In afwijking van §1, derde lid, kan het personeelslid elk jaar maximum vier vakantiedagen opnemen zonder dat het dienstbelang kan worden ingeroepen om het verlof te weigeren.
§3. Het vakantieverlof kan, zelfs gedeeltelijk, niet overgedragen worden naar het volgende kalenderjaar. Indien, ingevolge dienstnoodwendigheden, het personeelslid verhinderd is zijn vakantieverlof of een gedeelte ervan te genieten tijdens het kalenderjaar, mag dit naar het volgend kalenderjaar overgedragen worden. De overgedragen dagen moeten uiterlijk eind februari opgenomen zijn.
Hoofdstuk IV. Bevallingsverlof en opvangverlof
Artikel 263.
Bij verlenging van de postnatale rustperiode in overeenstemming met artikel 39, zesde lid, van de Arbeidswet van 16 maart 1971, wordt het vast aangestelde statutaire personeelslid tijdens de duur van die verlenging doorbetaald:
- feitelijke verlenging: het personeelslid neemt vanaf de zesde (of achtste) week voor de vermoedelijke bevallingsdatum al haar prenatale rust op en bevalt later dan verwacht. De prenatale rust wordt dan automatisch verlengd tot op het moment van de werkelijke bevallingsdatum. Vanaf de werkelijke bevallingsdatum volgen dan de 9 weken verplichte postnatale rust;
- verlenging van de postnatale rust bij de geboorte van meerlingen: op verzoek van het personeelslid kan de postnatale rust, eventueel verlengd met de niet opgenomen facultatieve prenatale rust, nog eens worden verlengd met een periode van maximaal 2 weken;
- verlenging van de postnatale rust wanneer het kind in het ziekenhuis moet blijven in de periode na de eerste 7 dagen vanaf zijn geboorte: verlenging op verzoek van het personeelslid met de duur van de periode waarin het kind in het ziekenhuis moet blijven na de zeven dagen vanaf zijn geboorte, beperkt tot maximaal 24 weken. Het personeelslid bezorgt hiervoor:
- verlenging van de postnatale rust ingevolge afwezigheden die plaatsvinden in de 6 weken voor de bevallingsdatum en gelijkgesteld zijn met arbeid:
Artikel 265.
Afdeling 1. Adoptieverlof
§1. Het statutaire personeelslid krijgt op zijn verzoek opvangverlof als een minderjarig kind in zijn gezin wordt opgenomen met het oog op adoptie of pleegvoogdij.
Het contractuele personeelslid heeft recht op adoptieverlof overeenkomstig artikel 30 ter van de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978 en het koninklijk besluit van 21 september 2004.
Het opvangverlof bedraagt een individueel krediet van zes weken per personeelslid. Dat verlof verhoogt met twee weken voor een adoptieouder of pleegvoogd en, voor beide adoptieouders of pleegvoogden samen:
De bijkomende weken, vermeld in het tweede lid, worden onderling verdeeld als beide ouders het kind adopteren of pleegvoogd worden. In geval van twee adoptieouders brengt het personeelslid dat gebruik wenst te maken van het recht op de bijkomende weken, uiterlijk op het ogenblik waarop het verlof ingaat, de algemeen directeur op de hoogte van, naargelang het geval, de verdeling van deze weken tussen de twee adoptieouders of de toewijzing van deze week of weken aan de enige adoptieouder die van dit recht gebruik maakt.
De maximumduur van het opvangverlof wordt verdubbeld als het opgenomen kind aan een van de volgende voorwaarden voldoet:
De maximumduur van het opvangverlof wordt per personeelslid met twee weken verlengd bij de gelijktijdige adoptie of pleegvoogdij van meerdere minderjarige kinderen.
Als slechts een van de samenwonende partners het kind adopteert of de pleegvoogdij uitoefent, kan alleen die persoon het verlof genieten.
Het verlof moet in een aaneengesloten periode en in één week of een veelvoud van een week genomen worden. M.a.w. het personeelslid is niet verplicht de maximumduur afwezig te blijven, maar mag het verlof niet opsplitsen of beperken tot een periode die minder is dan een week of minder bedraagt dan een veelvoud van een week.
§2. Het verlof begint twee maanden nadat het kind is ingeschreven als deel uitmakend van het gezin.
Het personeelslid dat gebruik wenst te maken van het recht op opvangverlof dient minimum één maand voor de opname van het verlof de algemeen directeur schriftelijk op de hoogte te brengen. De termijn kan in overeenstemming tussen de algemeen directeur en het personeelslid worden ingekort. Het personeelslid dient de begin- en einddatum van het opvangverlof te vermelden.
Uiterlijk op het ogenblik waarop het opvangverlof ingaat, moet het personeelslid de nodige documenten bezorgen die de verlof staven: het inschrijvingsbewijs in de bevolkings- of vreemdelingenregisters en de documenten die aantonen dat m.b.t. het kind een procedure is gevoerd.
In het kader van een interlandelijke adoptie kan het opvangverlof ook de periode bestrijken die voorafgaat aan de daadwerkelijke opvang van het geadopteerde kind in België, als die voorafgaande periode niet meer bedraagt dan vier weken en als ze wordt besteed aan de voorbereiding van de daadwerkelijke opvang van het kind.
§3. Tijdens het opvangverlof behoudt het statutaire personeelslid het recht op zijn gebruikelijk salaris.
Tijdens de eerste drie dagen van het adoptieverlof heeft het contractuele personeelslid recht op het behoud van zijn normaal loon, voor de resterende dagen geniet hij een uitkering ten laste van het ziekenfonds.
Afdeling 2. Pleegzorgverlof
Het pleegzorgverlof wordt toegekend aan het personeelslid dat is aangesteld als pleegouder door
en geldt voor alle vormen van plaatsing in het gezin waartoe kan worden besloten door één van de hierboven vermelde organismen, zowel de plaatsing van minderjarige personen als de plaatsing van personen met een handicap.
Het recht op pleegzorgverlof geldt enkel voor volgende gebeurtenissen die specifiek verband houden met de pleegzorgsituatie en voor zover de tussenkomst van het personeelslid vereist is:
In andere dan de hierboven vermelde situaties geldt het recht op afwezigheid van het werk met het oog op het verstrekken van pleegzorgen slechts voor zover de bevoegde plaatsingsdienst een attest aflevert dat verduidelijkt waarom dergelijk recht noodzakelijk is.
Het statutaire personeelslid heeft recht op zes dagen pleegzorgverlof per kalenderjaar.
Het contractuele personeelslid heeft recht op zes dagen pleegzorgverlof per gezin per kalenderjaar. Indien het pleeggezin bestaat uit twee werknemers, die gezamelijk als pleegouder zijn aangesteld, dienen deze dagen pleegzorgverlof onder hen beiden te worden verdeeld.
§2. Het personeelslid dat gebruik wenst te maken van het recht op pleegzorgverlof dient minimum twee weken op voorhand de algemeen directeur schriftelijk op de hoogte te brengen. Indien dit niet mogelijk is, dient de algemeen directeur zo spoedig mogelijk verwittigd te worden.
Het personeelslid levert aan de hand van de gepaste documenten of bij gebreke hieraan, door ieder ander bewijsmiddel, het bewijs van de gebeurtenissen die zijn afwezigheid op het werk rechtvaardigen.
§3. Het statutaire personeelslid dat gebruik maakt van het pleegzorgverlof heeft recht op 82% van het brutosalaris.
Het contractuele personeelslid geniet voor maximum 6 dagen per kalenderjaar en per gezin een uitkering ten laste van de RVA.
Afdeling 3. Pleegouderverlof
§1. Het personeelslid, dat naar aanleiding van een plaatsing in het kader van een langdurige pleegzorg van minstens zes maanden een minderjarig kind in zijn gezin onthaalt, heeft een éénmalig recht op pleegouderverlof gedurende een aaneengesloten periode van maximum zes weken. Indien het personeelslid ervoor kiest om niet het toegestane maximum aantal weken pleegouderverlof op te nemen, dient het verlof ten minste een week of een veelvoud van een week te bedragen.
Het individuele pleegouderverlof van zes weken van het personeelslid verhoogt met twee weken voor een pleegouder en, voor beide pleegouders samen:
De bijkomende weken, vermeld in het tweede lid, worden onderling verdeeld als het pleeggezin bestaat uit twee personen, die beide zijn aangesteld als pleegouder van het kind. In geval van twee pleegouders brengt het personeelslid dat gebruik wenst te maken van het recht op de bijkomende weken, uiterlijk op het ogenblik waarop het verlof ingaat, de algemeen directeur op de hoogte van, naargelang het geval, de verdeling van deze weken tussen de twee pleegouders of de toewijzing van deze week of weken aan de enige pleegouder die van dit recht gebruik maakt.
De maximumduur van het pleegouderverlof wordt verdubbeld als het opgenomen kind aan een van de volgende voorwaarden voldoet:
De maximumduur van het pleegouderverlof wordt per pleegouder met twee weken verlengd bij de gelijktijdige onthaal van meerdere minderjarige kinderen naar aanleiding van een plaatsing in het kader van langdurige pleegzorg.
§2. Het verlof begint binnen twaalf maanden nadat het kind is ingeschreven als deel uitmakend van het gezin.
§3. Het personeelslid dat gebruik wenst te maken van het recht op pleegouderverlof dient minimum één maand voor de opname van het verlof de algemeen directeur schriftelijk op de hoogte te brengen. Deze termijn kan in overeenstemming tussen de algemeen directeur en het personeelslid worden ingekort. Het personeelslid dient de begin- en einddatum van het pleegouderverlof te vermelden.
Uiterlijk op het ogenblik waarop het pleegouderverlof ingaat, dient het personeelslid de nodige documenten te bezorgen ter staving van de gebeurtenis die het recht op pleegouderverlof doet ontstaan.
§4. Tijdens de eerste drie dagen van het pleegouderverlof heeft het statutaire personeelslid recht op een doorbetaling van zijn salaris, vanaf de vierde dag heeft hij recht op 82% van het brutosalaris.
Tijdens de eerste drie dagen van het pleegouderverlof heeft het contractuele personeelslid recht op een doorbetaling van zijn salaris, voor de resterende dagen geniet hij een uitkering ten laste van het ziekenfonds.
Artikel 284.
Het personeelslid krijgt omstandigheidsverlof naar aanleiding van de volgende gebeurtenissen:
1° huwelijk van het personeelslid of het afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning door het personeelslid, vermeld in artikel 1475 tot en met 1479 van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van het afleggen van een verklaring van samenwoning van bloed- of aanverwanten: |
4 werkdagen |
2° bevalling van de echtgenote of samenwonende partner, of ter gelegenheid van de geboorte van een kind dat wettelijk afstamt van de werknemer: voor een geboorte vanaf 1 januari 2021 voor een geboorte vanaf 1 januari 2023
2°bis bevalling van de biologische moeder bij meeouderschap van een personeelslid dat op het ogenblik van de geboorte: a) gehuwd is met diegene ten aanzien van wie de afstamming vaststaat; b) wettelijk samenwoont met diegene ten aanzien van wie de afstamming vaststaat en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, en niet verbonden is door een band van bloedverwantschap die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen; c) sedert een onafgebroken periode van drie jaar voorafgaand aan de geboorte op permanent en affectieve wijze samenwoont met diegene ten aanzien van wie de afstamming vaststaat en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, en niet verbonden is door een band van bloedverwantschap die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen: voor een geboorte vanaf 1 januari 2021 voor een geboorte vanaf 1 januari 2023
|
15 werkdagen 20 werkdagen
15 werkdagen 20 werkdagen |
|
|
3° overlijden van de samenwonende of huwelijkspartner, van een kind van het personeelslid, de samenwonende of huwelijkspartner, of van een pleegkind in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van het overlijden of in het verleden: |
10 werkdagen |
3°/1 overlijden van de vader, moeder, stiefvader, stiefmoeder, schoonzoon of schoondochter van het personeelslid, de samenwonende of huwelijkspartner: |
4 werkdagen |
3°/2 overlijden van de pleegvader of pleegmoeder van het personeelslid in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van overlijden: |
4 werkdagen |
3°/3 overlijden van een pleegkind in het kader van kortdurende pleegzorg op het moment van overlijden: |
1 werkdag |
4° huwelijk van een kind van het personeelslid, van de samenwonende of huwelijkspartner: |
2 werkdagen |
5° overlijden van een bloed- of aanverwant van het personeelslid of de samenwonende partner in om het even welke graad, die onder hetzelfde dak woont als het personeelslid of de samenwonende partner: |
2 werkdagen |
6° overlijden van een bloed- of aanverwant van het personeelslid of de samenwonende partner in de tweede graad, een overgrootouder of een achterkleinkind, niet onder hetzelfde dak wonend als het personeelslid of de samenwonende partner: |
1 werkdag |
7° huwelijk van een bloed- of aanverwant: a) in de eerste graad, die geen kind is; b) in de tweede graad, van het personeelslid, de samenwonende of huwelijkspartner: |
de dag van het huwelijk |
8° priesterwijding of intrede in het klooster van een kind van de werknemer, van de samenwonende of huwelijkspartner, of van een broer, zuster, schoonbroer of schoonzuster van de werknemer: |
de dag van de rooms-katholieke plechtigheid of een daarmee overeenstemmende plechtigheid bij een andere erkende eredienst |
9° plechtige communie van een kind van de werknemer of van de samenwonende of huwelijkspartner; deelneming van een kind van de werknemer of van de samenwonende of huwelijkspartner aan het feest van de vrijzinnige jeugd; deelneming van een kind van de werknemer of van de samenwonende of huwelijkspartner aan een plechtigheid in het kader van een erkende eredienst die overeenstemt met de rooms-katholieke plechtige communie: |
de dag van de plechtigheid, of, als dat een zondag, feestdag of inactiviteitsdag is, de eerstvolgende werkdag |
10° gehoord worden door de vrederechter in het kader van de organisatie van de voogdij over een minderjarige: |
de nodige tijd, maximaal één dag |
11° deelneming aan een assisenjury, oproeping als getuige voor de rechtbank of persoonlijke verschijning op aanmaning van de arbeidsrechtbank: |
de nodige tijd |
Het omstandigheidsverlof is een recht, maar het personeelslid is niet verplicht deze verloven geheel of gedeeltelijk op te nemen. Het omstandigheidsverlof moet steeds betrekking hebben op de omstandigheden waarvoor het wordt toegestaan.
De graad van verwantschap dient vastgesteld te worden volgens de bepalingen terzake van het burgerlijk wetboek:
1ste graad : partner, ouders en kinderen
2de graad : grootouders, broers en zussen, kleinkinderen
3de graad : overgrootouders, nonkels en tantes, neven en nichten (kinderen van broer of zus),
achterkleinkinderen
4de graad : neven en nichten (kinderen van tante of nonkel), achterneven en achternichten
(kleinkinderen van broer of zus)
De omstandigheidsverloven vermeld in 1°, 3°, 3°/1, 3°/2, 4°en 5° moeten opgenomen worden tijdens de week waarin de gebeurtenis plaatsgrijpt of tijdens de daarop volgende week.
Voor de toepassing van het omstandigheidsverlof van 3° worden de eerste drie dagen opgenomen tijdens de periode die begint te lopen op de dag van het overlijden en eindigt op de dag van de begrafenis, de zeven resterende dagen tijdens het jaar dat volgt op de dag van het overlijden
In het omstandigheidsverlof vermeld onder 3°/1 wordt verstaan onder langdurige pleegzorg: de pleegzorg waarbij het kind is ingeschreven als deel uitmakend van het gezin van het personeelslid in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar het personeelslid zijn verblijfplaats heeft.
Het omstandigheidsverlof vermeld in 3°/3 en 6° moet opgenomen worden op de dag van de begrafenis. Als deze dag voor het personeelslid geen werkdag is, heeft hij of zij recht op een compenserende dag, die moet opgenomen worden tijdens de week waarin de gebeurtenis plaatsgrijpt of tijdens de daarop volgende week.
In het omstandigheidsverlof vermeld onder 3°/3 wordt verstaan onder kortdurende pleegzorg: alle vormen van pleegzorg die niet voldoen aan de voorwaarden van langdurige pleegzorg.
Voor de toepassing van 2° moet de vader of meeouder de vijftien verlofdagen (twintig verlofdagen vanaf 1 januari 2023) opnemen binnen de 4 maanden, te rekenen vanaf de dag van de bevalling, het personeelslid mag deze dagen vrij kiezen, ze mogen in één keer of gespreid opgenomen worden.
Voor de toepassing van 7° krijgt het personeelslid omstandigheidsverlof op de dag van het huwelijk. Als deze dag voor het personeelslid geen werkdag is, heeft hij of zij recht op een compenserende dag verlof, die moet opgenomen worden tijdens de week waarin de gebeurtenis plaatsgrijpt of tijdens de daarop volgende week.
Het omstandigheidsverlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit en is in alle gevallen bezoldigd, met uitzondering van het omstandigheidsverlof vermeld in 2° en 2°bis:
Het geboorteverlof kan slechts éénmaal voor hetzelfde kind opgenomen worden en dit volgens een voorrangsregeling:
Het personeelslid vraagt het omstandigheidsverlof aan (formulering van reden en aangevraagde periode) bij de rechtstreeks leidinggevende die door de algemeen directeur hiervoor werd aangeduid. Indien het personeelslid geen enkele kans heeft tot voorafgaandelijke aanvraag, is hij verplicht de rechtstreeks leidinggevende binnen de kortst mogelijke termijn op de hoogte te brengen.
Het personeelslid brengt zo spoedig mogelijk en uiterlijk de 7de dag na de gebeurtenis de bewijsstukken binnen op de dienst HRM.
Artikel 312.
Het personeelslid dat erkend is als mantelzorger van een zorgbehoevende persoon heeft recht op mantelzorgverlof.
Het voltijds personeelslid kan het mantelzorgverlof per zorgbehoevende persoon opnemen onder de vorm van een:
Het deeltijds personeelslid kan zijn arbeidsprestaties enkel volledig schorsen.
Gespreid over een volledige loopbaan kan de volledige schorsing voor mantelzorg maximaal 6 maanden bedragen, meer bepaald tot het voltijds equivalent van 6 maanden bereikt is.
Indien het personeelslid het mantelzorgverlof opneemt onder de vorm van een vermindering van zijn arbeidsprestaties (1/2 of 1/5), bedraagt dit maximaal 12 maanden.
Artikel 313.
Om erkenning te verkrijgen dient de mantelzorger tegelijkertijd de volgende voorwaarden te voldoen:
Daarnaast moeten de volgende uitoefeningsvoorwaarden vervuld zijn:
Per geholpen persoon dient de mantelzorger, met het akkoord van de geholpen persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger, een erkenningsaanvraag in bij het ziekenfonds door middel van een verklaring op erewoord.
Artikel 314.
De erkenning van de hoedanigheid van mantelzorger wordt beëindigd:
Artikel 315.
Het personeelslid dat van het recht gebruik wenst te maken dient hiervan schriftelijk kennis te geven aan de algemeen directeur of door overhandiging van een geschrift tegen ontvangstbewijs.
De kennisgeving gebeurt minstens zeven kalenderdagen voor de ingangsdatum van de schorsing of de vermindering van de arbeidsprestaties, deze termijn kan in overleg tussen het personeelslid en de algemeen directeur ingekort worden.
In het geschrift moet het personeelslid de periode vermelden gedurende welke hij zijn arbeidsprestaties schorst of vermindert en dient hij het bewijs van erkenning al mantelzorger van de geholpen persoon toe te voegen.
Benaming van het verlof of de afwezigheid
|
Administratieve toestand |
Recht op salaris |
Aanspraak op periodieke salaris-verhoging |
Recht op schaal-anciënniteit |
Recht op de loopbaan |
Jaarlijkse vakantiedagen (art 258-260) |
dienstactiviteit |
ja |
ja |
ja |
ja |
Feestdagen (art. 261) |
dienstactiviteit |
ja |
ja |
ja |
ja |
Moederschaps-verlof (art. 262-263) |
dienstactiviteit
|
ja
|
ja
|
ja
|
ja |
Vervangend geboorteverlof (art. 264) |
dienstactiviteit |
ja |
ja |
ja |
ja |
|
|
||||
Opvangverlof Pleegzorgverlof Pleegouderverlof (art. 265) |
dienstactiviteit
|
Ja, deels aan 82% niet begrensd |
ja |
ja |
ja |
Ziekteverlof bij statutairen (art.266-272) |
dienstactiviteit |
ja |
ja |
ja |
ja |
Disponibiliteit wegens ziekte of invaliditeit (art. 276-277) |
disponibiliteit |
nee, vervangen door wachtgeld |
ja |
ja |
ja |
Disponibiliteit wegens ambtsopheffing (art.278-279) |
disponibiliteit |
nee, vervangen door wachtgeld |
ja |
ja, beperkt tot 1 jaar (toepassing art. 112 RPR) |
ja |
Onbetaald verlof als gunstmaatregel < 1 maand of deeltijds (art.280-281) |
dienstactiviteit |
nee |
ja, want deeltijds niet relevant voor de geldelijke anciënniteit |
ja |
ja |
Onbetaald verlof als gunstmaatregel volledige schorsing (art.280-281) |
non-activiteit |
nee |
nee |
ja, beperkt tot 1 jaar (toepassing art. 112 RPR) |
ja |
Omstandigheids-verlofart. (art.284) |
dienstactiviteit |
Ja, deels aan 82% - geboorteverlof begrensd |
ja |
ja |
ja |
Onbetaald verlof als recht voltijds (art.285-286) |
dienstactiviteit |
nee |
ja |
ja beperkt tot 1 jaar (toepassing art. 112 RPR) |
ja |
Onbetaald verlof als recht deeltijds (art.285-286) |
dienstactiviteit |
nee |
ja |
ja |
ja |
Dienst-vrijstellingen (art.352-366) |
dienstactiviteit |
ja |
ja |
ja |
ja |
Afwezigheid zonder toestemming vooraf of kennisgeving (art.255) |
non-activiteit |
nee |
nee |
nee |
ja |
Idem als supra met overmacht (art. 255) |
dienstactiviteit |
ja |
ja |
ja |
ja |
Georganiseerde werkonderbreking((art.256) |
dienstactiviteit |
Niet voor de duur van de werkonderbreking
|
ja |
ja |
ja |
Andere verloven
|
|||||
Benaming van het verlof of de afwezigheid
|
Administratieve toestand |
Recht op salaris |
Aanspraak op periodieke salarisverhoging |
Recht op schaal- anciënniteit |
Recht op loopbaan |
Vlaams Zorgkrediet voltijds (art. 287-290) |
dienstactiviteit |
nee
|
ja
|
ja beperkt tot 1 jaar (toepassing art. 112 RPR)
|
ja
|
Vlaams Zorgkrediet deeltijds (art. 287-290) |
dienstactiviteit |
nee |
ja |
ja |
ja |
Thematische verloven voltijds (art. 291-311) |
dienstactiviteit |
nee |
ja |
ja beperkt tot 1 jaar (toepassing art. 112 RPR) |
ja |
Thematische verloven deeltijds (art. 291-311) |
dienstactiviteit |
nee |
ja |
ja |
ja |
Politiek verlof (art. 337-346) |
Zoals decretaal bepaald: in sommige gevallen non-activiteit, in andere gevallen dienstactiviteit |
nee
|
ja
|
Indien voltijds, ja beperkt tot 1 jaar; indien deeltijds, dan loopt schaal- anciënniteit door op basis van deeltijdse prestaties |
Niet uitdrukkelijk bepaald → afhankelijk van gelijkstelling met dienst-activiteit |
Profylactisch verlof (art. 347) |
dienstactiviteit |
statutair: ja |
ja |
ja |
ja |
Verlof voor verminderde prestaties wegens arbeidsongeval of na de consolidatie (art.348) |
dienstactiviteit |
ja |
ja |
ja |
ja |
Vakbondsverlof (art. 349-351) |
dienstactiviteit |
ja |
ja |
ja |
ja |
Artikel 2: Goedkeuring van de in bijlage opgenomen rechtspositieregeling van het OCMW personeel.
Artikel 1: Goedkeuring van de bestellijst exploitatie van 5 september 2022.
Artikel 1: Goedkeuring van de opbrengsten van 2022001473 tot en met 2022001487.
Artikel 1: Goedkeuring van de kosten van 26 augustus 2022 tot en met 1 september 2022.