Terug
Gepubliceerd op 17/05/2022

Besluitenlijst  Vast bureau

ma 09/05/2022 - 17:00 Vlierenberg
  • A-punt

    • Team Secretariaat

      • Welzijnsvereniging De Wijngaard - leden raad van bestuur - aanstelling

        Goedgekeurd

        Dit agendapunt wordt doorverwezen naar de dagorde van de raad voor maatschappelijk welzijn met volgend voorstel:

        Artikel 1: Aanstelling van onderstaande leden als afgevaardigde van het OCMW Grobbendonk in de raad van bestuur van Welzijnsvereniging De Wijngaard:

        - [%eerste aangesteld lid%]

        - [%tweede aangesteld lid%]

        - [%derde aangesteld lid%]

        - [%vierde aangesteld lid%]

        Artikel 2: Een afschrift van dit besluit wordt bezorgd aan:

        De leidend ambtenaar van de Welzijnsvereniging De Wijngaard

      • Cipal dv - algemene vergadering - agenda - goedkeuring

        Goedgekeurd

        Dit agendapunt wordt doorverwezen naar de dagorde van de raad voor maatschappelijk welzijn met volgend voorstel:

        Artikel 1: Goedkeuring van de agendapunten van de algemene vergadering van Cipal dv van 23 juni 2022.

        Artikel 2: De volmachtdrager wordt gemandateerd conform dit besluit te handelen en te beslissen op deze algemene vergadering.

        Artikel 3: Een afschrift van dit besluit wordt bezorgd aan:

        Cipal dv

        Alle vertegenwoordigers

  • B-punt

    • Team Secretariaat

      • Agenda raad voor maatschappelijk welzijn

        Goedgekeurd

        De raad voor maatschappelijk welzijn aansluitend op de gemeenteraad bijeen te roepen op 17 mei 2022 met volgende punten op de agenda:

        1. Team Secretariaat: Raad voor maatschappelijk welzijn 19 april 2022 - notulen - goedkeuring
        2. Team Secretariaat: Antwoord gouverneur - Welzijnsvereniging De Wijngaard - kennisname
        3. Team Secretariaat: Welzijnsvereniging De Wijngaard - leden raad van bestuur - aanstelling
        4. Team Secretariaat: Cipal dv - algemene vergadering - agenda - goedkeuring
        5. Team Secretariaat: Gemeentelijke aangelegenheden - mededeling en vraagstelling
  • D-punt

    • Team Secretariaat

      • VB 2 mei 2022 - notulen - goedkeuring

        Goedgekeurd

        Artikel 1: De notulen van het vast bureau van 2 mei 2022 worden goedgekeurd.

  • Geen soort gekozen

    • Team Secretariaat

      • Besluiten algemeen directeur OCMW - kennisname

        Ter kennis genomen

        Artikel 1: Kennisname van de bijgevoegde besluiten algemeen directeur.

      • Geelse Huisvesting - algemene vergadering - agenda - goedkeuring

        Goedgekeurd

        Artikel 1: Goedkeuring van de agendapunten van de algemene vergadering van Geelse Huisvesting van 19 mei 2022.

        Artikel 2: De volmachtdrager wordt gemandateerd conform dit besluit te handelen en te beslissen op deze algemene vergadering.

        Artikel 3: Een afschrift van dit besluit wordt bezorgd aan:

        Geelse Huisvesting

        Alle vertegenwoordigers

    • Team HRM

      • Aanpassingen rechtspositieregeling OCMW - voorstel voor onderhandelingscomité - goedkeuring

        Goedgekeurd

        Dit agendapunt te verwijzen naar de dagorde van het onderhandelingscomité met volgend voorstel:

        Artikel 1 : Goedkeuring van de wijziging aan de rechtspositieregeling voor het personeel van de gemeente als volgt: 

        • Het veranderlijk gedeelte van de eindejaarstoelage wordt gewijzigd van 2,5% naar 3,6%. De begrenzing van de eindejaarstoelage tot een twaalfde van het jaarsalaris wordt geschrapt:

        Artikel 215. (3)(6)(16)

        Het bedrag van de eindejaarstoelage is de som van het forfaitaire gedeelte en het veranderlijke gedeelte, met dien verstande dat de eindejaarstoelage nooit meer mag bedragen dan een twaalfde van het jaarsalaris, aangepast volgens de indexverhogingscoëfficiënt die van toepassing is op het salaris van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar.

        Het forfaitaire gedeelte en het veranderlijke gedeelte worden als volgt berekend:

        1°        het forfaitaire gedeelte:

                    a)     het forfaitaire gedeelte bedraagt voor het jaar 2011 349,73 euro;

        b)    vanaf 2012 wordt het forfaitaire gedeelte dat toegekend is tijdens het vorige jaar, telkens vermeerderd met een breuk waarvan de noemer gelijk is aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het vorige jaar en de teller gelijk is aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar. Het resultaat daarvan wordt berekend tot op twee decimalen nauwkeurig;

        c)     het bedrag dat het resultaat is van de berekening, vermeld in punt b) wordt verhoogd met 698,74 euro;

        d)    voor het jaar 2012 wordt het bedrag dat het resultaat is van de berekening, vermeld in punt c) voor alle personeelsleden verhoogd met 100 euro;

        e)    vanaf het jaar 2013 wordt het bedrag dat het resultaat is van de berekening, vermeld in punt c) voor alle personeelsleden verhoogd met 200 euro;

        2°        het veranderlijke gedeelte:

        2,5 3,6 procent van het jaarsalaris, aangepast volgens de indexverhogingscoëfficiënt die van toepassing is op het salaris van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar. Als het personeelslid in de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar geen of slechts een gedeeltelijk salaris ontvangen heeft, dan wordt het percentage berekend op basis van het salaris dat voor diezelfde maand betaald zou zijn als het personeelslid zijn functie wel volledig had uitgeoefend.

        De eindejaarstoelage voor het personeelslid dat omstandigheidsverlof opneemt  naar aanleiding van de bevalling van de echtgenote of samenwonende partner, of ter gelegenheid van de geboorte van een kind dat wettelijk afstamt van het personeelslid wordt niet pro rata verminderd omwille van deze afwezigheidsdagen:

        Artikel 216. (6)

        Het personeelslid ontvangt het volledige bedrag van de toelage, vermeld in artikel 215 als het als titularis van een betrekking met volledige prestaties het volledige salaris heeft ontvangen tijdens de hele duur van de referentieperiode.

        Als het personeelslid niet het volledige salaris heeft ontvangen als titularis van een betrekking met volledige prestaties of onvolledige prestaties, wordt het bedrag van de toelage verminderd in verhouding tot het salaris dat het werkelijk heeft ontvangen.

        De periodes waarin het personeelslid tijdens de referentieperiode als titularis van een betrekking met volledige prestaties of onvolledige prestaties met ouderschapsverlof als vermeld in het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan was, of met bevallingsverlof was met toepassing van de Arbeidswet van 16 maart 1971, of omstandigheidsverlof genoot voor een gebeurtenis als vermeld in artikel 284, 2° en 2°bis, worden gelijkgesteld met periodes waarvoor het personeelslid het salaris volledig heeft ontvangen.

         

        •  In uitvoering van het sectoraal akkoord 2020 – koopkrachtverhoging - wordt in de rechtspositieregeling in Hoofdstuk VI. De sociale voordelen  een  Afdeling I bis. De Sinterklaascheque en de ecocheques - toegevoegd als volgt:

        Hoofdstuk VI. De sociale voordelen

        Afdeling I bis. De Sinterklaascheque en de ecocheques

        Artikel 243 bis

        Het personeel heeft recht op een jaarlijkse koopkrachtverhoging van 100 euro per VTE. 

        Deze koopkrachtverhoging is geprorateerd en wordt afhankelijk van  de prestatiebreuk van het personeelslid deels toegekend via een geschenkencheque ter gelegenheid van Sinterklaas en deels via ecocheques.

        Indien, rekening houdend met de individuele prestatiebreuk bij de berekening van de koopkrachtverhoging, het bekomen bedrag reeds werd besteed aan de Sinterklaascheque, heeft het personeelslid geen recht op ecocheques.

        Jobstudenten worden van dit toepassingsgebied uitgesloten.

        Sinterklaascheque

        Aan het personeelslid dat in dienst is op 6 december wordt, binnen de geldende fiscale en sociale zekerheidsregels met het oog op de vrijstelling van RSZ-bijdragen  en bedrijfsvoorheffing, een lokale handelaarsbon toegekend als geschenkencheque ter gelegenheid van Sinterklaas. De geschenkencheque bedraagt 40 euro. De waarde wordt niet geprorateerd voor deeltijdse personeelsleden.

        Ecocheques

        Aan het personeelslid dat in dienst is op 31 oktober wordt, binnen de geldende fiscale en sociale zekerheidsregels met het oog op de vrijstelling van RSZ-bijdragen  en bedrijfsvoorheffing, ecocheques toegekend met een pro-rata berekening, naargelang de prestatiebreuk, van 60 euro/VTE/jaar. (resterend deel van de koopkrachtverhoging)

        De ecocheques worden toegekend op voorwaarde dat het personeelslid meer dan 1 dag effectieve arbeidsprestaties geleverd heeft in de periode van 1 januari tot 31 oktober.

        Voor het bepalen van het bedrag van de ecocheques wordt uitgegaan van de werkelijke prestatiebreuk op datum van 31 oktober. Indien de bewerking een decimaal getal oplevert, wordt het bedrag afgerond op de hogere eenheid.

         

        •  In het aanvullend pensioenstelsel voor de contractuele personeelsleden verhoogd de bijdragevoet met 0,5 % vanaf 1 januari 2022:

         

        Afdeling II bis. Het aanvullend pensioenstelsel voor contractuele personeelsleden (9)

        Artikel 246. (26)

        Het lokaal bestuur voert een aanvullend pensioenstelsel in voor de contractuele personeelsleden met ingang van 1 januari 2010. De pensioentoelage bedraagt 2% van het pensioengevend jaarloon.

        Vanaf 1 januari 2020 wordt de bijdragevoet verhoogd met 0,5 % (= van 2 naar 2,5%).

        Vanaf 1 januari 2021 wordt de bijdragevoet nogmaals verhoogd met 0,5% ( = van 2,5 naar 3%)

        Met ingang van 1 januari 2010 voert het lokaal bestuur een aanvullend pensioenstelsel in voor de contractuele personeelsleden met een pensioentoelage van 2% op het pensioengevend jaarloon.

        De bijdragevoet wordt als volgt verhoogd:

        • met ingang van 1 januari 2020 met 0,5% (van 2 naar 2,5%).
        • met ingang van 1 januari 2021 met 0,5% ( = van 2,5 naar 3%)
        • met ingang van 1 januari 2022 met 0,5% (= van 3 naar 3,5%)

         

        •  Naar analogie met het gemeentepersoneel wordt voor het OCMW personeel de verplichting toegevoegd om 50% van hun jaarlijkse vakantiedagen voor eind september op te nemen:

        Artikel 258.

        §1. Een voltijds werkend personeelslid heeft recht op 35 werkdagen betaalde vakantie voor een volledig dienstjaar.

        Een deeltijds personeelslid heeft recht op vakantiedagen à rato van zijn prestatieregeling.

        De vakantiedagen kunnen in principe worden genomen naar keuze van het personeelslid. Het jaarlijks vakantieverlof kan maximum in één keer opgenomen worden voor 20 werkdagen, zo nodig aangevuld tot 1 volledige kalendermaand. Deze regel geldt niet vanaf 3 maanden voorafgaand aan de oppensioenstelling van het personeelslid.

        Gedurende de loopbaan kan éénmalig een uitzondering op de maximum verlofopname van 20 werkdagen toegestaan worden.

        De personeelsleden moeten hun planning rond opname van “groot verlof” ieder jaar voor 1 april doorgeven aan hun leidinggevende. Met groot verlof wordt de aaneensluitende periode verlof van 2, 3 of 4 weken bedoeld, die men wenst te nemen in de periode mei-september. De leidinggevende kan op deze manier de verloven toekennen in functie van de continuïteit van de dienst. Als de aangevraagde dagen of periodes niet verzoenbaar zijn met de behoeften van de dienst, dan wordt dit zo vlug mogelijk meegedeeld aan het personeelslid.

        De personeelsleden dienen 50% van de jaarlijkse vakantiedagen op te nemen vóór 30 september.

        De aanvraag wordt ingediend bij de rechtstreeks leidinggevende die door de algemeen directeur hiervoor werd aangeduid.

        Het vakantieverlof moet minstens twee weken voor de aanvangsdatum aangevraagd worden zo het tenminste één week duurt of minstens drie dagen vooraf zo het minder dan één week bedraagt. Niet tijdig aangevraagd verlof kan slechts toegestaan worden ingeval van bewezen onvoorziene omstandigheden. Bij gelijktijdige aanvragen binnen de dienst verbonden aan schoolvakanties worden voorrangsregels toegepast voor gezinshoofden, beoordeeld door de algemeen directeur.

        Het vakantieverlof moet genomen worden tijdens het kalenderjaar waarop het betrekking heeft. Het wettelijk verlof moet eerst uitgeput worden alvorens de extra verlofdagen kunnen opgenomen worden.

        §2. In afwijking van §1, derde lid, kan het personeelslid elk jaar maximum vier vakantiedagen opnemen zonder dat het dienstbelang kan worden ingeroepen om het verlof te weigeren.

        §3. Het vakantieverlof kan, zelfs gedeeltelijk, niet overgedragen worden naar het volgende kalenderjaar. Indien, ingevolge dienstnoodwendigheden, het personeelslid verhinderd is zijn vakantieverlof of een gedeelte ervan te genieten tijdens het kalenderjaar, mag dit naar het volgend kalenderjaar overgedragen worden. De overgedragen dagen moeten uiterlijk eind februari opgenomen zijn.

         

        • Het recht op 15 weken bevallingsverlof wordt gegarandeerd in geval van afwezigheden van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht, arbeidsongeschiktheid of volledige werkverwijdering die plaatsvinden tijdens de 6 weken voor de bevalling:

        Hoofdstuk IV. Bevallingsverlof en opvangverlof

        Afdeling I. Moederschapsverlof

        Artikel 263.

        Bij verlenging van de postnatale rustperiode in overeenstemming met artikel 39, zesde lid, van de Arbeidswet van 16 maart 1971, wordt het vast aangestelde statutaire personeelslid tijdens de duur van die verlenging doorbetaald:

        -          feitelijke verlenging: het personeelslid neemt vanaf de zesde (of achtste) week voor de vermoedelijke bevallingsdatum al haar prenatale rust op en bevalt later dan verwacht. De prenatale rust wordt dan automatisch verlengd tot op het moment van de werkelijke bevallingsdatum. Vanaf de werkelijke bevallingsdatum volgen dan de 9 weken verplichte postnatale rust;

        -          verlenging van de postnatale rust bij de geboorte van meerlingen: op verzoek van het personeelslid kan de postnatale rust, eventueel verlengd met de niet opgenomen facultatieve prenatale rust, nog eens worden verlengd met een periode van maximaal 2 weken;

        -          verlenging van de postnatale rust wanneer het kind in het ziekenhuis moet blijven in de periode na de eerste 7 dagen vanaf zijn geboorte: verlenging op verzoek van het personeelslid met de duur van de periode waarin het kind in het ziekenhuis moet blijven na de zeven dagen vanaf zijn geboorte, beperkt tot maximaal 24 weken. Het personeelslid bezorgt hiervoor:

        • bij het einde van de postnatale rustperiode, een attest van het ziekenhuis waaruit blijkt dat het kind opgenomen bleef/blijft na de eerste 7 dagen vanaf zijn geboorte, met vermelding van de duur van de opname;
        • in voorkomend geval, een nieuw attest van het ziekenhuis waaruit blijkt dat het kind nog steeds het ziekenhuis niet heeft mogen verlaten, met vermelding van de duur van de opname;  

        -          verlenging van de postnatale rust bij arbeidsongeschiktheid tijdens de prenatale rust: verlenging op verzoek van het personeelslid met 1 week, de postnatale rust zal in dit geval 10 weken duren.

        -          verlenging van de postnatale rust ingevolge afwezigheden die plaatsvinden in de 6 weken voor de bevallingsdatum en gelijkgesteld zijn met arbeid:

        • tijdelijke werkloosheid wegens overmacht
        • arbeidsongeschiktheid – zowel wegens ziekte en ongeval van gemeen recht als beroepsziekte en arbeidsongeval
        • volledige werkverwijdering als maatregel van moederschapsbescherming

         

        • Bij besluit van de Vlaamse Regering van 12 maart 2021 werd het opvang-, pleegzorg- en pleegouderverlof van statutairen en contractuelen op elkaar afgestemd:

        Hoofdstuk IV. Bevallingsverlof, opvangverlof, pleegzorgverlof en pleegouderverlof

        Afdeling III. Opvangverlof

        Artikel 265. (26)(27)

        Afdeling 1. Adoptieverlof

        Statutair personeel

        §1. Het statutaire personeelslid krijgt op zijn verzoek opvangverlof als een minderjarig kind in zijn gezin wordt opgenomen met het oog op adoptie of pleegvoogdij.

        Het opvangverlof bedraagt ten hoogste zes of ten hoogste vier weken naargelang het opgenomen kind de leeftijd van drie jaar nog niet heeft bereikt of al bereikt heeft. De maximumduur van het opvangverlof wordt verdubbeld als het opgenomen kind een handicap heeft.

        Als slechts een van de samenwonende partners adopteert of de pleegvoogdij uitoefent, kan alleen die persoon het verlof genieten.

        Tijdens het opvangverlof behoudt het statutaire personeelslid het recht op zijn gebruikelijke salaris.

        §2. De uitoefening van het recht op adoptieverlof neemt een einde op het ogenblik waarop het kind de leeftijd van acht jaar bereikt tijdens de opname van het verlof.

        §3. Het personeelslid dient minimum één maand voor de opname van het verlof de algemeen directeur schriftelijk op de hoogte te brengen. Het personeelslid dient de begin- en einddatum van het adoptieverlof te vermelden.

        Het adoptieverlof moet opgenomen worden in een aaneengesloten periode. Indien het personeelslid ervoor kiest om niet het toegestane maximum aantal weken adoptieverlof op te nemen, dient het verlof ten minste een week of een veelvoud van een week te bedragen. Indien het personeelslid het volledige verlof niet opneemt, kan er achteraf geen aanspraak worden gemaakt op het overgebleven, nog niet opgenomen gedeelte.

        De uitoefening van het recht op adoptieverlof moet een aanvang nemen binnen twee maanden die volgen op de inschrijving van het kind als lid van het gezin van de werknemer.

        Uiterlijk op het ogenblik waarop het adoptieverlof ingaat, moet het personeelslid de nodige documenten bezorgen die de adoptie staven: het inschrijvingsbewijs in de bevolkings- of vreemdelingenregisters en de documenten die aantonen dat m.b.t. het kind een adoptieprocedure is gevoerd.

        §4. Het verlof wordt toegekend aan het personeelslid dat het aanvraagt. Indien de beide adoptanten personeelslid zijn, dan hebben zij beiden recht op het verlof.

        §1. Het statutaire personeelslid krijgt op zijn verzoek opvangverlof als een minderjarig kind in zijn gezin wordt opgenomen met het oog op adoptie of pleegvoogdij.

        Het contractuele personeelslid heeft recht op adoptieverlof overeenkomstig artikel 30 ter van de Arbeidsovereenkomstenwet  van 3 juli 1978 en het koninklijk besluit van 21 september 2004.

        Het opvangverlof bedraagt een individueel krediet van zes weken per personeelslid. Dat verlof verhoogt met twee weken voor een adoptieouder of pleegvoogd en, voor beide adoptieouders of pleegvoogden samen:

        1. met drie weken vanaf 1 januari 2023;
        2. met vier weken vanaf 1 januari 2025;
        3. met vijf weken vanaf 1 januari 2027.

        De bijkomende weken, vermeld in het tweede lid, worden onderling verdeeld als beide ouders het kind adopteren of pleegvoogd worden. In geval van twee adoptieouders brengt het personeelslid dat gebruik wenst te maken van het recht op de bijkomende weken, uiterlijk op het ogenblik waarop het verlof ingaat, de algemeen directeur op de hoogte van, naargelang het geval, de verdeling van deze weken tussen de twee adoptieouders of de toewijzing van deze week of weken aan de enige adoptieouder die van dit recht gebruik maakt.

        De maximumduur van het opvangverlof wordt verdubbeld als het opgenomen kind aan een van de volgende voorwaarden voldoet:

        1. het heeft een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66%;
        2. het heeft een aandoening die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten toegekend worden in pijler 1 van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving over de kinderbijslag;
        3. het heeft een aandoening die tot gevolg heeft dat ten minste negen punten toegekend worden in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving over de kinderbijslag.

        De maximumduur van het opvangverlof wordt per personeelslid met twee weken verlengd bij de gelijktijdige adoptie of pleegvoogdij van meerdere minderjarige kinderen.

        Als slechts een van de samenwonende partners het kind adopteert of de pleegvoogdij uitoefent, kan alleen die persoon het verlof genieten.

        Het verlof moet in een aaneengesloten periode en in één week of een veelvoud van een week genomen worden. M.a.w. het personeelslid is niet verplicht de maximumduur afwezig te blijven, maar mag het verlof niet opsplitsen of beperken tot een periode die minder is dan een week of minder bedraagt dan een veelvoud van een week.

        §2. Het verlof begint twee maanden nadat het kind is ingeschreven als deel uitmakend van het gezin.

        Het personeelslid dat gebruik wenst te maken van het recht op opvangverlof dient minimum één maand voor de opname van het verlof de algemeen directeur schriftelijk op de hoogte te brengen. De termijn kan in overeenstemming tussen de algemeen directeur en het personeelslid worden ingekort. Het personeelslid dient de begin- en einddatum van het opvangverlof te vermelden.

        Uiterlijk op het ogenblik waarop het opvangverlof ingaat, moet het personeelslid de nodige documenten bezorgen die de verlof staven: het inschrijvingsbewijs in de bevolkings- of vreemdelingenregisters en de documenten die aantonen dat m.b.t. het kind een procedure is gevoerd.

        In het kader van een interlandelijke adoptie kan het opvangverlof ook de periode bestrijken die voorafgaat aan de daadwerkelijke opvang  van het geadopteerde kind in België, als die voorafgaande periode niet meer bedraagt dan vier weken en als ze wordt besteed aan de voorbereiding van de daadwerkelijke opvang van het kind.

        §3. Tijdens het opvangverlof behoudt het statutaire personeelslid het recht op zijn gebruikelijk salaris.

        Tijdens de eerste drie dagen van het adoptieverlof heeft het contractuele personeelslid recht op het behoud van zijn normaal loon, voor de resterende dagen geniet hij een uitkering ten laste van het ziekenfonds.

        Contractueel personeel

        §1. Voor contractuele werknemers werd het adoptieverlof uitgewerkt in artikel 30ter van de arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978.

        Het contractuele personeelslid dat in het kader van een adoptie een minderjarig kind in zijn gezin onthaalt, heeft, met oog op zorg voor dit kind, recht op een adoptieverlof gedurende een aaneengesloten periode van maximum zes weken.

        Indien het personeelslid ervoor kiest om niet het toegestane maximum aantal weken adoptieverlof op te nemen, dient het verlof ten minste een week of een veelvoud van een week te bedragen.

        Het adoptieverlof van zes weken per adoptieouder wordt als volgt opgetrokken voor de adoptieouder of voor beide adoptieouders samen:

        1°       met één week vanaf 1 januari 2019;

        2°      met twee weken vanaf 1 januari 2021;

        3°      met drie weken vanaf 1 januari 2023;

        4°      met vier weken vanaf 1 januari 2025;

        5°      met vijf weken vanaf 1 januari 2027.

        De verlenging kan enkel toegepast worden indien volgende voorwaarden cumulatief voldaan zijn:

        1°       het personeelslid heeft zijn verlofaanvraag ten vroegste ingediend vanaf de inwerkingtreding van de desbetreffende verlengingsperiode;

        2°      de verlengingsperiode van het verlof vangt ten vroegste aan vanaf de datum van inwerkingtreding

        In geval van twee adoptieouders bezorgt het personeelslid dat gebruik wenst te maken van het recht op de bijkomende weken, uiterlijk op het ogenblik waarop het adoptieverlof ingaat, aan de algemeen directeur een verklaring op eer die, al naargelang het geval, de verdeling van deze weken tussen de twee adoptieouders of de toewijzing van deze week of weken aan de enige adoptieouder die van dit recht gebruik maakt, vastlegt.

        De maximumduur van het adoptieverlof wordt verdubbeld wanneer het kind getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66 pct of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in pijler 1 van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag of dat ten minste 9 punten toegekend worden in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag.

        De maximumduur van het adoptieverlof wordt met twee weken per adoptieouder verlengd bij gelijktijdige adoptie van meerdere minderjarige kinderen.

        §2. De uitoefening van het recht op adoptieverlof moet een aanvang nemen binnen twee maanden die volgen op de inschrijving van het kind als lid van het gezin van het personeelslid in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar hij zijn verblijfplaats heeft.

        Voor interlandelijke adopties wordt een uitzondering voorzien waardoor het mogelijk wordt om het adoptieverlof al aan te vangen vanaf de dag na de goedkeuring door de bevoegde overheid van de beslissing om het kind aan de adoptant toe te vertrouwen. Het verlof kan bijgevolg aanvangen voor aankomst van het geadopteerde kind in België, op voorwaarde dat deze voorafgaande periode niet langer duurt dan 4 weken en besteed wordt aan de voorbereiding van de daadwerkelijke opvang van het kind.

        §3. Het personeelslid dat gebruik wenst te maken van het recht op adoptieverlof dient minimum één maand voor de opname van het verlof de algemeen directeur schriftelijk op de hoogte te brengen. De termijn kan in overeenstemming tussen de algemeen directeur en het personeelslid worden ingekort. Het personeelslid dient de begin- en einddatum van het adoptieverlof te vermelden.

        Uiterlijk op het ogenblik waarop het adoptieverlof ingaat, moet het personeelslid de nodige documenten bezorgen die de adoptie staven: het inschrijvingsbewijs in de bevolkings- of vreemdelingenregisters en de documenten die aantonen dat m.b.t. het kind een adoptieprocedure is gevoerd.

        §4. Tijdens het opvangverlof behoudt het contractuele personeelslid het normaal loon tijdens de eerste drie dagen en geniet voor de resterende dagen een uitkering ten laste van het ziekenfonds.

         

        Afdeling 2. Pleegzorgverlof

        §1. Het contractuele personeelslid dat is aangesteld als pleegouder door

        • ·         de rechtbank
        • ·         een erkende dienst voor pleegzorg
        • ·         de diensten van l'Aide à la Jeunesse
        • ·         het Comité Bijzondere Jeugdbijstand

        heeft het recht om van het werk afwezig te zijn voor de vervulling van verplichtingen en opdrachten of om het hoofd te bieden aan situaties die voortvloeien uit de plaatsing in zijn gezin van één of meerdere personen die in het kader van pleegzorg aan hem zijn toevertrouwd.

        Het recht op pleegzorgverlof geldt voor alle vormen van plaatsing in het gezin waartoe kan worden besloten door één van de hierboven vermelde organismen, zowel de plaatsing van minderjarige personen als de plaatsing van personen met een handicap.

        Het recht op pleegzorgverlof geldt enkel voor volgende gebeurtenissen die specifiek verband houden met de pleegzorgsituatie en voor zover de tussenkomst van het personeelslid vereist is en de uitvoering van de arbeidsovereenkomst deze tussenkomst onmogelijk maakt:

        • ·         alle soorten van zittingen bij de gerechtelijke en administratieve autoriteiten die bevoegd zijn voor het pleeggezin;
        • ·         contacten van de pleegouder of het pleeggezin met de ouders of voor het pleegkind en de pleeggast belangrijke derden;
        • ·         contacten met de dienst voor pleegzorg.

        In andere dan de hierboven vermelde situaties geldt het recht op afwezigheid van het werk met het oog op het verstrekken van pleegzorgen slechts voor zover de bevoegde plaatsingsdienst een attest aflevert dat verduidelijkt waarom dergelijk recht noodzakelijk is en voor zover deze situaties niet reeds gedekt worden door het verlof om dwingende redenen.

        De duur van het pleegzorgverlof bedraagt maximum 6 dagen per kalenderjaar. Indien het pleeggezin bestaat uit twee personeelsleden, die gezamelijk als pleegouder zijn aangesteld, dienen deze dagen pleegzorgverlof onder hen beiden te worden verdeeld.

        §2. Het personeelslid dat gebruik wenst te maken van het recht op pleegzorgverlof dient minimum twee weken op voorhand de algemeen directeur schriftelijk op de hoogte te brengen. Indien dit niet mogelijk is, moet de algemeen directeur zo spoedig mogelijk verwittigd worden.

        Het personeelslid levert het bewijs dat hij pleegouder is aan de hand van de formele aanstellingsbeslissing bedoeld in §1.

        Indien het pleeggezin bestaat uit twee personeelsleden, die beiden zijn aangesteld als pleegouder, dient elk van hen een verklaring op erewoord te bezorgen aan de algemeen directeur waarin wordt aangegeven hoe het aantal dagen afwezigheid van het werk onder hen wordt verdeeld.

        Het personeelslid levert aan de hand van de gepaste documenten of bij gebreke hieraan, door ieder ander bewijsmiddel, het bewijs van de gebeurtenissen die zijn afwezigheid op het werk rechtvaardigen.

        §3. Het contractuele personeelslid dat gebruik maakt van het pleegzorgverlof geniet voor maximum 6 dagen per kalenderjaar en per gezin een uitkering ten laste van het ziekenfonds.

         

        §4. De regeling in §1 en §2 van het pleegzorgverlof is eveneens van toepassing op het statutaire personeelslid, behoudens dat het statutaire personeelslid gedurende maximum 6 dagen per kalenderjaar afwezig kan zijn onder de vorm van dienstvrijstelling voor het verstrekken van pleegzorgen.

        Het pleegzorgverlof wordt toegekend aan het personeelslid dat is aangesteld als pleegouder door

        • de rechtbank
        • een erkende dienst voor pleegzorg
        • de diensten van l'Aide à la Jeunesse
        • het Comité Bijzondere Jeugdbijstand

        en geldt voor alle vormen van plaatsing in het gezin waartoe kan worden besloten door één van de hierboven vermelde organismen, zowel de plaatsing van minderjarige personen als de plaatsing van personen met een handicap.

        Het recht op pleegzorgverlof geldt enkel voor volgende gebeurtenissen die specifiek verband houden met de pleegzorgsituatie en voor zover de tussenkomst van het personeelslid vereist is:

        • alle soorten van zittingen bij de gerechtelijke en administratieve autoriteiten die bevoegd zijn voor het pleeggezin;
        • contacten van de pleegouder of het pleeggezin met de ouders of voor het pleegkind en de pleeggast belangrijke derden;
        • contacten met de dienst voor pleegzorg.

        In andere dan de hierboven vermelde situaties geldt het recht op afwezigheid van het werk met het oog op het verstrekken van pleegzorgen slechts voor zover de bevoegde plaatsingsdienst een attest aflevert dat verduidelijkt waarom dergelijk recht noodzakelijk is.

        Het statutaire personeelslid heeft recht op zes dagen pleegzorgverlof per kalenderjaar.

        Het contractuele personeelslid heeft recht op zes dagen pleegzorgverlof per gezin per kalenderjaar. Indien het pleeggezin bestaat uit twee werknemers, die gezamelijk als pleegouder zijn aangesteld, dienen deze dagen pleegzorgverlof onder hen beiden te worden verdeeld.

        §2. Het personeelslid dat gebruik wenst te maken van het recht op pleegzorgverlof dient minimum twee weken op voorhand de algemeen directeur schriftelijk op de hoogte te brengen. Indien dit niet mogelijk is, dient de algemeen directeur zo spoedig mogelijk verwittigd te worden.

        Het personeelslid levert aan de hand van de gepaste documenten of bij gebreke hieraan, door ieder ander bewijsmiddel, het bewijs van de gebeurtenissen die zijn afwezigheid op het werk rechtvaardigen.

        §3. Het statutaire personeelslid dat gebruik maakt van het pleegzorgverlof heeft recht op 82% van het brutosalaris.

        Het contractuele personeelslid geniet voor maximum 6 dagen per kalenderjaar en per gezin een uitkering ten laste van de RVA.

        Afdeling 3. Pleegouderverlof

        §1. Het personeelslid, dat naar aanleiding van een plaatsing in het kader van een langdurige pleegzorg van minstens zes maanden een minderjarig kind in zijn gezin onthaalt, heeft een éénmalig recht op pleegouderverlof gedurende een aaneengesloten periode van maximum zes weken. Indien het personeelslid ervoor kiest om niet het toegestane maximum aantal weken pleegouderverlof op te nemen, dient het verlof ten minste een week of een veelvoud van een week te bedragen.

        Het individuele pleegouderverlof van zes weken van het personeelslid verhoogt met twee weken voor een pleegouder en, voor beide pleegouders samen:

        1. met drie weken vanaf 1 januari 2023;
        2. met vier weken vanaf 1 januari 2025;
        3. met vijf weken vanaf 1 januari 2027.

        De bijkomende weken, vermeld in het tweede lid, worden onderling verdeeld als het pleeggezin bestaat uit twee personen, die beide zijn aangesteld als pleegouder van het kind. In geval van twee pleegouders brengt het personeelslid dat gebruik wenst te maken van het recht op de bijkomende weken, uiterlijk op het ogenblik waarop het verlof ingaat, de algemeen directeur op de hoogte van, naargelang het geval, de verdeling van deze weken tussen de twee pleegouders of de toewijzing van deze week of weken aan de enige pleegouder die van dit recht gebruik maakt.

        De maximumduur van het pleegouderverlof wordt verdubbeld als het opgenomen kind aan een van de volgende voorwaarden voldoet:

        1. het heeft een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66%;
        2. het heeft een aandoening die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten toegekend worden in pijler 1 van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving over de kinderbijslag;
        3. het heeft een aandoening die tot gevolg heeft dat ten minste negen punten toegekend worden in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving over de kinderbijslag.

        De maximumduur van het pleegouderverlof wordt per pleegouder met twee weken verlengd bij de gelijktijdige onthaal van meerdere minderjarige kinderen naar aanleiding van een plaatsing in het kader van langdurige pleegzorg. 

        §2. Het verlof begint binnen twaalf maanden nadat het kind is ingeschreven als deel uitmakend van het gezin.

        §3. Het personeelslid dat gebruik wenst te maken van het recht op pleegouderverlof dient minimum één maand voor de opname van het verlof de algemeen directeur schriftelijk op de hoogte te brengen. Deze termijn kan in overeenstemming tussen de algemeen directeur en het personeelslid worden ingekort. Het personeelslid dient de begin- en einddatum van het pleegouderverlof te vermelden.

        Uiterlijk op het ogenblik waarop het pleegouderverlof ingaat, dient het personeelslid de nodige documenten te bezorgen ter staving van de gebeurtenis die het recht op pleegouderverlof doet ontstaan.

        §4. Tijdens de eerste drie dagen van het pleegouderverlof heeft het statutaire personeelslid recht op een doorbetaling van zijn salaris, vanaf de vierde dag heeft hij recht op 82% van het brutosalaris.

        Tijdens de eerste drie dagen van het pleegouderverlof heeft het contractuele personeelslid recht op een doorbetaling van zijn salaris, voor de resterende dagen geniet hij een uitkering ten laste van het ziekenfonds.

        §1.Onverminderd afdeling 2. Pleegzorgverlof, heeft het contractuele personeelslid dat is aangesteld als pleegouder door

        • ·         de rechtbank
        • ·         een erkende dienst voor pleegzorg
        • ·         de diensten van l'Aide à la Jeunesse
        • ·         het Comité Bijzondere Jeugdbijstand

        en die naar aanleiding van een plaatsing in het kader van een langdurige pleegzorg een minderjarig kind in zijn gezin onthaalt, een éénmalig recht op pleegouderverlof gedurende een aaneengesloten periode van maximum zes weken.

        Indien het personeelslid ervoor kiest om niet het toegestane maximum aantal weken pleegouderverlof op te nemen, dient het verlof ten minste een week of een veelvoud van een week te bedragen.

        Het pleegouderverlof van zes weken per ouder wordt als volgt opgetrokken voor de pleegouder of voor beide pleegouders samen:

        1°       met één week vanaf 1 januari 2019;

        2°      met twee weken vanaf 1 januari 2021;

        3°      met drie weken vanaf 1 januari 2023;

        4°      met vier weken vanaf 1 januari 2025;

        5°      met vijf weken vanaf 1 januari 2027.

        De verlenging kan enkel toegepast worden indien volgende voorwaarden cumulatief voldaan zijn:

        1°       het personeelslid heeft zijn verlofaanvraag ten vroegste ingediend vanaf de inwerkingtreding van de desbetreffende verlengingsperiode;

        2°      de verlengingsperiode van het verlof vangt ten vroegste aan vanaf de datum van inwerkingtreding

        Wanneer het pleeggezin uit twee personen bestaat die beiden aangesteld zijn als pleegouder van het kind, bezorgt het personeelslid dat gebruik maakt van het recht op de bijkomende weken, uiterlijk op het ogenblik waarop het pleegouderverlof ingaat, aan de algemeen directeur een verklaring op eer die, al naargelang het geval, de verdeling van deze weken tussen de twee pleegouders of de toewijzing van deze week of weken aan de enige pleegouder die van dit recht gebruik maakt, vastlegt.

        De maximumduur van het pleegouderverlof wordt verdubbeld wanneer het kind getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66 pct of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in pijler 1 van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag of dat ten minste 9 punten toegekend worden in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag.

        De maximumduur van het pleegouderverlof wordt met twee weken per pleegouder verlengd bij gelijktijdig onthaal van meerdere minderjarige kinderen naar aanleiding van een plaatsing in het kader van langdurige pleegzorg.

        §2. Om het recht op pleegouderverlof te kunnen uitoefenen, moet dit verlof een aanvang nemen binnen twaalf maanden volgend op de inschrijving van het kind als deel uitmakend van het gezin van het personeelslid in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar hij zijn verblijfplaats heeft.

        §3. Het personeelslid dat gebruik wenst te maken van het recht op pleegouderverlof dient minimum één maand voor de opname van het verlof de algemeen directeur schriftelijk op de hoogte te brengen. Deze termijn kan in overeenstemming tussen de algemeen directeur en het personeelslid worden ingekort. Het personeelslid dient de begin- en einddatum van het pleegouderverlof te vermelden.

        Uiterlijk op het ogenblik waarop het pleegouderverlof ingaat, dient het personeelslid de nodige documenten te bezorgen ter staving van de gebeurtenis die het recht op pleegouderverlof doet ontstaan.

        §4. Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder langdurige pleegzorg verstaan: pleegzorg waarvan bij aanvang duidelijk is dat het kind voor minstens zes maanden in hetzelfde pleeggezin bij dezelfde pleegouder of dezelfde pleegouders zal verblijven.

        §5. Tijdens de eerste drie dagen van het pleegouderverlof heeft het contractuele personeelslid recht op het behoud van zijn normaal loon, voor de resterende dagen geniet hij een uitkering ten laste van het ziekenfonds.

         

        • Het omstandigheidsverlof naar aanleiding van een geboorte voor vaders en mee-ouders wordt stapsgewijs uitgebreid tot 15 dagen vanaf 2021 en 20 dagen vanaf 2023.

         

        Het omstandigheidsverlof naar aanleiding van het overlijden van een partner of een kind wordt uitgebreid. Er wordt tevens een rouwverlof voorzien voor specifieke gevallen. De wijzigende wetgeving zorgt voor een flexibilisering wat het opnemen van de dagen rouwverlof betreft:

         

        Hoofdstuk IX. Het omstandigheidsverlof

         

        Artikel 284. (3)(6)(9)(11)(20)(26)

        Het personeelslid krijgt omstandigheidsverlof naar aanleiding van de volgende gebeurtenissen:

         

        1° huwelijk van het personeelslid of het afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning door het personeelslid, vermeld in artikel 1475 tot en met 1479 van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van het afleggen van een verklaring van samenwoning van bloed- of aanverwanten:

        4 werkdagen

        2° bevalling van de echtgenote of samenwonende partner, of ter gelegenheid van de geboorte van een kind dat wettelijk afstamt van de werknemer:

        voor een geboorte vanaf 1 januari 2021

        voor een geboorte vanaf 1 januari 2023

         

        2°bis bevalling van de biologische moeder bij meeouderschap van een personeelslid dat op het ogenblik van de geboorte:

         a) gehuwd is met diegene ten aanzien van wie de afstamming vaststaat;

        b) wettelijk samenwoont met diegene ten aanzien van wie de afstamming vaststaat en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, en niet verbonden is door een band van bloedverwantschap die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen;

        c) sedert een onafgebroken periode van drie jaar voorafgaand aan de geboorte op permanent en affectieve wijze samenwoont met diegene ten aanzien van wie de afstamming vaststaat en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, en niet verbonden is door een band van bloedverwantschap die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen:

        voor een geboorte vanaf 1 januari 2021

        voor een geboorte vanaf 1 januari 2023

         

        10 werkdagen

         

        15 werkdagen

        20 werkdagen

         

         

         

         

         

         

         

         

         

         

         

         

        10 werkdagen

        15 werkdagen

        20 werkdagen

        3° overlijden van de samenwonende of huwelijkspartner, een bloed- of aanverwant in de eerste graad van het personeelslid, of van de samenwonende of huwelijkspartner:

        4 werkdagen

        3° overlijden van de samenwonende of huwelijkspartner, van een kind van het personeelslid, de samenwonende of huwelijkspartner, of van een pleegkind in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van het overlijden of in het verleden:

        10 werkdagen

        3°/1 overlijden van de vader, moeder, stiefvader, stiefmoeder, schoonzoon of schoondochter van het personeelslid, de samenwonende of huwelijkspartner:

        4 werkdagen

        3°/2 overlijden van de pleegvader of pleegmoeder van het personeelslid in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van overlijden:

        4 werkdagen

        3°/3 overlijden van een pleegkind in het kader van kortdurende pleegzorg op het moment van overlijden:

        1 werkdag

        4° huwelijk van een kind van het personeelslid, van de samenwonende of huwelijkspartner:

        2 werkdagen

        5° overlijden van een bloed- of aanverwant van het personeelslid of de samenwonende partner in om het even welke graad, die onder hetzelfde dak woont als het personeelslid of de samenwonende partner:

        2 werkdagen

        6° overlijden van een bloed- of aanverwant van het personeelslid of de samenwonende partner in de tweede graad, een overgrootouder of een achterkleinkind, niet onder hetzelfde dak wonend als het personeelslid of de samenwonende partner:

        1 werkdag

        7° huwelijk van een bloed- of aanverwant:

         a) in de eerste graad, die geen kind is;

         b) in de tweede graad, van het personeelslid, de samenwonende of huwelijkspartner:

        de dag van het huwelijk

        8° priesterwijding of intrede in het klooster van een kind van de werknemer, van de samenwonende of huwelijkspartner, of van een broer, zuster, schoonbroer of schoonzuster van de werknemer:

        de dag van de rooms-katholieke plechtigheid of een daarmee overeenstemmende plechtigheid bij een andere erkende eredienst

        9° plechtige communie van een kind van de werknemer of van de samenwonende of huwelijkspartner;

        deelneming van een kind van de werknemer of van de samenwonende of huwelijkspartner aan het feest van de vrijzinnige jeugd;

        deelneming van een kind van de werknemer of van de samenwonende of huwelijkspartner aan een plechtigheid in het kader van een erkende eredienst die overeenstemt met de rooms-katholieke plechtige communie:

        de dag van de plechtigheid, of, als dat een zondag, feestdag of inactiviteitsdag is, de eerstvolgende werkdag

        10° gehoord worden door de vrederechter in het kader van de organisatie van de voogdij over een minderjarige:

        de nodige tijd, maximaal één dag

        11° deelneming aan een assisenjury, oproeping als getuige voor de rechtbank of persoonlijke verschijning op aanmaning van de arbeidsrechtbank:

        de nodige tijd

        Het omstandigheidsverlof is een recht, maar het personeelslid is niet verplicht deze verloven geheel of gedeeltelijk op te nemen. Het omstandigheidsverlof moet steeds betrekking hebben op de omstandigheden waarvoor het wordt toegestaan.

         

        De graad van verwantschap dient vastgesteld te worden volgens de bepalingen terzake van het burgerlijk wetboek:

        1ste graad : partner, ouders en kinderen

        2de graad : grootouders, broers en zussen, kleinkinderen

        3de graad : overgrootouders, nonkels en tantes, neven en nichten (kinderen van broer of zus),

                              achterkleinkinderen

        4de graad : neven en nichten (kinderen van tante of nonkel), achterneven en achternichten

                         (kleinkinderen van broer of zus)

        De omstandigheidsverloven vermeld in 1°, 3°, 3°/1, 3°/2,  4°en 5° moeten opgenomen worden tijdens de week waarin de gebeurtenis plaatsgrijpt of tijdens de daarop volgende week.

        Voor de toepassing van het omstandigheidsverlof van 3° worden de eerste drie dagen opgenomen tijdens de periode die begint te lopen op de dag van het overlijden en eindigt op de dag van de begrafenis, de zeven resterende dagen tijdens het jaar dat volgt op de dag van het overlijden

        In het omstandigheidsverlof vermeld onder 3°/1 wordt verstaan onder langdurige pleegzorg: de pleegzorg waarbij het kind is ingeschreven als deel uitmakend van het gezin van het personeelslid in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar het personeelslid zijn verblijfplaats heeft.

        Het omstandigheidsverlof vermeld in 3°/3 en moet opgenomen worden op de dag van de begrafenis.  Als deze dag voor het personeelslid geen werkdag is, heeft hij of zij recht op een compenserende dag, die moet opgenomen worden tijdens de week waarin de gebeurtenis plaatsgrijpt of tijdens de daarop volgende week.

        In het omstandigheidsverlof vermeld onder 3°/3 wordt verstaan onder kortdurende pleegzorg: alle vormen van pleegzorg die niet voldoen aan de voorwaarden van langdurige pleegzorg.

        Voor de toepassing van 2° moet de vader of meeouder de tien vijftien verlofdagen (twintig verlofdagen vanaf 1 januari 2023) opnemen binnen de 4 maanden, te rekenen vanaf de dag van de bevalling, het personeelslid mag deze dagen vrij kiezen, ze mogen in één keer of gespreid opgenomen worden.

        Voor de toepassing van 7° krijgt het personeelslid omstandigheidsverlof op de dag van het huwelijk. Als deze dag voor het personeelslid geen werkdag is, heeft hij of zij recht op een compenserende dag verlof, die moet opgenomen worden tijdens de week waarin de gebeurtenis plaatsgrijpt of tijdens de daarop volgende week.

         

        Het omstandigheidsverlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit en is in alle gevallen bezoldigd, met uitzondering van een deel van het vaderschapsverlof voor contractuele personeelsleden in de gevallen die hierna omschreven worden.  Het omstandigheidsverlof vermeld in 2° en 2°bis:

        • als de geboorte vanaf 1 januari 2021 plaatsvindt, heeft het statutaire personeelslid gedurende de eerste 10 dagen recht op een doorbetaling van het salaris en gedurende de 5 resterende dagen recht op een brutosalaris van 82%. Om het salaris te bepalen, wordt het brutosalaris op jaarbasis begrensd op 26.230 euro tegen 100%.
        • als de geboorte vanaf 1 januari 2023 plaatsvindt, heeft het statutaire personeelslid gedurende de eerste 10 dagen recht op een doorbetaling van het salaris en gedurende de 10 resterende dagen recht op een brutosalaris van 82%. Om het salaris te bepalen, wordt het brutosalaris op jaarbasis begrensd op 26.230 euro tegen 100%.
        • voor het contractuele personeelslid wordt het verlof ter gelegenheid van de geboorte van een kind waarvan de afstamming aan zijn zijde vaststaat, vermeld in 2°, toegekend conform de regeling, vermeld in artikel 30, §2, van de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten. Hij wordt slechts gedurende 3 dagen aan 100 % doorbetaald, vanaf de vierde dag valt hij terug op een uitkering ten laste van het ziekenfonds. De uitkering bedraagt eveneens 82 % van het begrensd brutoloon. De contractuele meeouder vermeld in 2°bis heeft recht op “geboorteverlof” aan dezelfde voorwaarden als hierboven vermeld.

        Voor het contractuele personeelslid wordt het verlof ter gelegenheid van de geboorte van een kind waarvan de afstamming aan zijn zijde vaststaat, vermeld in 2°, toegekend volgens de regels van het arbeidsrecht, in het bijzonder volgens de regeling, vermeld in artikel 30, §2, van de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten. Hij wordt slechts gedurende 3 dagen aan 100 % doorbetaald, voor de overige 7 dagen valt hij terug op het ziekenfonds. Zoals opgenomen in de wet van 13 april 2011 krijgt ook de contractuele meeouder recht op 10 dagen “geboorteverlof” aan dezelfde voorwaarden als hierboven vermeld.

        Het geboorteverlof kan slechts éénmaal voor hetzelfde kind opgenomen worden en dit volgens een voorrangsregeling:

        1. de vader van wie de wettelijke afstammingsband vaststaat
        2. de partner die gehuwd is met diegene ten aanzien van wie de afstamming vaststaat
        3. de wettelijk samenwonende partner van diegene ten aanzien van wie de afstamming vaststaat en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft
        4. de persoon die sedert een onafgebroken periode van 3 jaar voorafgaand aan de geboorte op permanente en affectieve wijze samenwoont met diegene ten aanzien van wie de afstamming vaststaat

        Het personeelslid vraagt het omstandigheidsverlof aan (formulering van reden en aangevraagde periode) bij de rechtstreeks leidinggevende die door de algemeen directeur hiervoor werd aangeduid. Indien het personeelslid geen enkele kans heeft tot voorafgaandelijke aanvraag, is hij verplicht de rechtstreeks leidinggevende binnen de kortst mogelijke termijn op de hoogte te brengen.

        Het personeelslid brengt zo spoedig mogelijk en uiterlijk de 7de dag na de gebeurtenis de bewijsstukken binnen op de dienst HRM.

         

        •  De thematische verloven worden aangevuld met mantelzorgverlof:

         

        Afdeling IV. Federaal thematisch verlof - Mantelzorgverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan.

         

        Artikel 312.

        Het personeelslid dat erkend is als mantelzorger van een zorgbehoevende persoon heeft recht op mantelzorgverlof.

        Het voltijds personeelslid kan het mantelzorgverlof per zorgbehoevende persoon opnemen onder de vorm van een:

        • volledige schorsing van zijn prestaties gedurende 3 maanden, op te nemen in periodes van een maand of een veelvoud ervan
        • zijn prestaties verminderen tot 1/2 of met 1/5 gedurende 6 maanden, op te nemen in periodes van 2 maanden of een veelvoud ervan

        Het deeltijds personeelslid kan zijn arbeidsprestaties enkel volledig schorsen.

        Gespreid over een volledige loopbaan kan de volledige schorsing voor mantelzorg maximaal 6 maanden bedragen, meer bepaald tot het voltijds equivalent van 6 maanden bereikt is.

        Indien het personeelslid het mantelzorgverlof opneemt onder de vorm van een vermindering van zijn arbeidsprestaties (1/2 of 1/5), bedraagt dit maximaal 12 maanden.

        Artikel 313.

        Om erkenning te verkrijgen dient de mantelzorger tegelijkertijd de volgende voorwaarden te voldoen:

        • doorlopende of regelmatige hulp en bijstand verlenen aan een als zorgbehoevende erkende persoon;
        • een vertrouwensrelatie of een nauwe, affectieve of geografische relatie opgebouwd hebben met de geholpen persoon;
        • een bestendig en daadwerkelijk verblijf in België hebben;
        • ingeschreven zijn in het bevolkings- of vreemdelingen register in de zin van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.

        Daarnaast moeten de volgende uitoefeningsvoorwaarden vervuld zijn:

        • de bijstand en hulp niet beroepshalve, kosteloos en in samenwerking met ten minste een professionele zorgverlener verstrekken;
        • rekening houden met het levensproject van de geholpen persoon.

        Per geholpen persoon dient de mantelzorger, met het akkoord van de geholpen persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger, een erkenningsaanvraag in bij het ziekenfonds door middel van een verklaring op erewoord.

        Artikel 314.

        De erkenning van de hoedanigheid van mantelzorger wordt beëindigd:

        • op verzoek van de mantelzorger of de geholpen persoon;
        • bij overlijden van de geholpen persoon of van de mantelzorger;
        • wanneer de zorgafhankelijkheid beëindigd wordt;
        • wanneer de geholpen persoon permanent opgenomen wordt in een residentiële structuur langer dan 90 opeenvolgende dagen;
        • wanneer de mantelzorger niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden;
        • bij veroordeling van de mantelzorger voor geweld, mishandeling, oplichting of verwaarlozing.

        Artikel 315.

        Het personeelslid dat van het recht gebruik wenst te maken dient hiervan schriftelijk kennis te geven aan de algemeen directeur of door overhandiging van een geschrift tegen ontvangstbewijs.

        De kennisgeving gebeurt minstens zeven kalenderdagen voor de ingangsdatum van de schorsing of de vermindering van de arbeidsprestaties, deze termijn kan in overleg tussen het personeelslid en de algemeen directeur ingekort worden.

        In het geschrift moet het personeelslid de periode vermelden gedurende welke hij zijn arbeidsprestaties schorst of vermindert en dient hij het bewijs van erkenning al mantelzorger van de geholpen persoon toe te voegen.

         

        •  In Bijlage V. Overzicht van de verloven en afwezigheden, de administratieve toestand en de geldelijke en administratieve gevolgen worden de ontbrekende verloven en afwezigheden toegevoegd:

         

        Bijlage V. Overzicht van de verloven en afwezigheden, de administratieve toestand en de geldelijke en administratieve gevolgen

         

         

        Benaming van het verlof of de afwezigheid

         

         

        Administratieve toestand

         

        Recht op salaris

         

        Aanspraak op periodieke salaris-verhoging

         

        Recht op schaal-anciënniteit

         

        Recht op de loopbaan

        Jaarlijkse vakantiedagen

        (art 258-260)

        dienstactiviteit

        ja

        ja

        ja

        ja

        Feestdagen

        (art. 261)

        dienstactiviteit

        ja

        ja

        ja

        ja

        Moederschaps-verlof

        (art. 262-263)

        dienstactiviteit

         

        ja

         

        ja

         

        ja

         

        ja

        Vervangend geboorteverlof (art. 264)

        dienstactiviteit

        ja

        ja

        ja

        ja

        Opvangverlof

        (art. 265)

        dienstactiviteit

        ja

        ja

        ja

        ja

        Opvangverlof

        Pleegzorgverlof

        Pleegouderverlof

        (art. 265)

        dienstactiviteit

         

        Ja, deels aan 82%

        niet begrensd

        ja

        ja

        ja

        Ziekteverlof bij statutairen

        (art.266-272)

        dienstactiviteit

        ja

        ja

        ja

        ja

        Disponibiliteit wegens ziekte of invaliditeit

        (art. 276-277)

        disponibiliteit

        nee, vervangen door wachtgeld

        ja

        ja

        ja

        Disponibiliteit wegens ambtsopheffing

        (art.278-279)

        disponibiliteit

        nee, vervangen door wachtgeld

        ja

        ja,  beperkt tot 1 jaar (toepassing art. 112 RPR)

        ja

        Onbetaald verlof als gunstmaatregel

        < 1 maand of deeltijds

        (art.280-281)

        dienstactiviteit

        nee

        ja, want deeltijds niet relevant voor de geldelijke anciënniteit

        ja

        ja

        Onbetaald verlof als gunstmaatregel volledige schorsing

        (art.280-281)

        non-activiteit

        nee

        nee

        ja, beperkt tot 1 jaar (toepassing art. 112 RPR)

        ja

        Omstandigheids-verlofart.

        (art.284)

        dienstactiviteit

        Ja, deels aan 82% - geboorteverlof begrensd

        ja

        ja

        ja

        Onbetaald verlof als recht voltijds (art.285-286)

        dienstactiviteit

        nee

        ja

        ja beperkt tot 1 jaar (toepassing art. 112 RPR)

        ja

        Onbetaald verlof als recht deeltijds (art.285-286)

        dienstactiviteit

        nee

        ja

        ja

        ja

        Dienst-vrijstellingen

        (art.352-366)

        dienstactiviteit

        ja

        ja

        ja

        ja

        Afwezigheid zonder toestemming vooraf of kennisgeving

        (art.255)

        non-activiteit

        nee

        nee

        nee

        ja

        Idem als supra met overmacht

        (art. 255)

        dienstactiviteit

        ja

        ja

        ja

        ja

        Georganiseerde werkonderbreking((art.256)

        dienstactiviteit

        Niet voor de duur van de werkonderbreking

         

        ja

        ja

        ja

        Andere verloven

         

        Benaming van het verlof of de afwezigheid

         

        Administratieve toestand

        Recht op salaris

        Aanspraak op periodieke salarisverhoging

        Recht op schaal-

        anciënniteit

        Recht op loopbaan

        Vlaams Zorgkrediet

        voltijds

        (art. 287-290)

        dienstactiviteit

        nee

         

         

        ja

         

         

        ja beperkt tot 1 jaar (toepassing art. 112 RPR)

         

         

        ja

         

         

        Vlaams Zorgkrediet

        deeltijds

        (art. 287-290)

        dienstactiviteit

        nee

        ja

        ja

        ja

        Thematische verloven voltijds

        (art. 291-311)

        dienstactiviteit

        nee

        ja

        ja beperkt tot 1 jaar (toepassing art. 112 RPR)

        ja

        Thematische verloven deeltijds

        (art. 291-311)

        dienstactiviteit

        nee

        ja

        ja

        ja

        Politiek verlof

        (art. 337-346)

        Zoals decretaal bepaald: in sommige gevallen non-activiteit, in andere gevallen dienstactiviteit

        nee

         

        ja

         

        Indien voltijds, ja beperkt tot 1 jaar;

        indien deeltijds, dan loopt schaal-

        anciënniteit door op basis van deeltijdse prestaties

        Niet uitdrukkelijk bepaald → afhankelijk van gelijkstelling met dienst-activiteit

        Profylactisch verlof

        (art. 347)

        dienstactiviteit

        statutair:

        ja

        ja

        ja

        ja

        Verlof voor verminderde prestaties wegens arbeidsongeval of na de consolidatie

        (art.348)

        dienstactiviteit

        ja

        ja

        ja

        ja

        Vakbondsverlof

        (art. 349-351)

        dienstactiviteit

        ja

        ja

        ja

        ja

         

         

         

    • Team Zorg en Gezondheid

      • Huishoudelijk reglement onderhandelingscomité welzijnsvereniging De Wijngaard - goedkeuring

        Goedgekeurd

        Dit agendapunt wordt doorverwezen naar de dagorde van het onderhandelingscomité van 20 mei 2022 met volgend voorstel:
        Artikel 1: Goedkeuring huishoudelijk reglement Onderhandelingscomité welzijnsvereniging De Wijngaard.

      • Organogram, rechtspositieregeling en arbeidsreglement welzijnsvereniging De Wijngaard - goedkeuring

        Goedgekeurd

        Dit agendapunt wordt doorverwezen naar de dagorde van het onderhandelingscomité van 20 mei 2022 met volgend voorstel:
        Artikel 1: Goedkeuring van het organogram, de rechtspositieregeling en het arbeidsreglement van welzijnsvereniging De Wijngaard.

      • Verderzetting samenwerking met IDEWE als externe dienst voor preventie en bescherming op het werk voor welzijnsvereniging De Wijngaard - kennisname

        Goedgekeurd

        Dit agendapunt wordt doorverwezen naar de dagorde van het onderhandelingscomité van 20 mei 2022 met volgend voorstel:

        Artikel 1: Kennisname van het verderzetten van de samenwerking met IDEWE als externe dienst voor preventie en bescherming op het werk voor welzijnsvereniging De Wijngaard.

        Artikel 2: Kennisname van het gegeven dat de huidige interne vertrouwenspersoon van de gemeente/OCMW Grobbendonk ook de vertrouwenspersoon blijft voor de medewerkers van welzijnsvereniging De Wijngaard.

    • Team Financieel Management

      • Opbrengsten van 2022000791 tot en met 2022000800 – goedkeuring

        Goedgekeurd

        Artikel 1: Goedkeuring van de opbrengsten van 2022000791 tot en met 2022000800.

      • Kosten van 29 april 2022 tot en met 5 mei 2022 – goedkeuring

        Goedgekeurd

        Artikel 1: Goedkeuring van de kosten van 29 april 2022 tot en met 5 mei 2022.

      • Bestellijsten van 9 mei 2022 – goedkeuring

        Goedgekeurd

        Artikel 1: Goedkeuring van de bestellijst exploitatie van 9 mei 2022.