Terug
Gepubliceerd op 02/03/2023

Besluit  Gemeenteraad

di 28/02/2023 - 19:30

Provinciaal Beleidsplan Ruimte Antwerpen - ontwerp - advies

Aanwezig: Peggy Goormans, voorzitter
Greet Van de Peer, vierde schepen
Marianne Verhaert, burgemeester
Ulrik Anthonis, raadslid
Martine Taelman, Eric Van Meensel, Johan Verhaegen, Brent Wouters, schepenen
Els Beullens, Lut Cateau, Fatima De Smedt, Carine Geyselings, Natalie Moens, Gino Van der Elst, Ivan Verbeeck, Bart Wagemans, Johan Struyfs, Koen De Vries, raadsleden
Daan Ceulemans, algemeen directeur
Verontschuldigd: Philip Ardies, Guy Echelpoels, Elina Liesenborghs, raadsleden

DE GEMEENTERAAD

MOTIVERING

Relevante voorgeschiedenis, feiten en context

Het Ruimtelijke Structuurplan Provincie Antwerpen (RSPA) van 2001 vormt het referentiekader voor het provinciaal ruimtelijk beleid en de gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen.

Het RSPA bevat 3 delen:

-       Het informatieve gedeelte

-       De toekomstvisie

-       Acties

Het addendum van 2011 is een gedeeltelijke herziening van het RSPA.

De provincie Antwerpen werkt nu aan een Provinciaal Beleidsplan Ruimte. De opmaak van ruimtelijke beleidsplannen vervangt de ruimtelijke structuurplannen. De bestaande ruimtelijke structuurplannen blijven van kracht zolang ze niet vervangen worden.

Voor de opmaak van haar nieuwe ruimtelijke beleidsplan heeft de provincie al een lang procedure traject doorlopen, o.a.:

-       Voorbereidend traject Nota Ruimte (2018)

-       Conceptnota beleidsplan (mei 2019)

-       Publieke raadpleging & adviesronde conceptnota (najaar 2019)

-       Voorontwerp beleidsplan (juni 2021)

-       Adviesronde voorontwerp (najaar 2021)

-       Ontwerp beleidsplan (oktober 2022)

In dat kader heeft het college van burgemeester en schepenen Grobbendonk in zitting van 22 november 2021, al een advies uitgebracht over een voorontwerp van het nieuwe provinciaal ruimtelijk beleidsplan.

Op 21 november 2022 heeft de provincie Antwerpen, het Departement Ruimte, Erfgoed en Mobiliteit, Dienst Ruimtelijke Planning een schrijven gericht aan alle gemeenten.

Hierin geeft de provincie te kennen dat op 27 oktober 2022 de provincieraad het ontwerp van Provinciaal Beleidsplan Ruimte Antwerpen voorlopig heeft vastgesteld.

De gemeenteraad heeft nu de mogelijkheid om een advies te formuleren over dit ontwerp Provinciaal Beleidsplan Ruimte Antwerpen.

Het advies van de gemeenteraad hierover dient schriftelijk te worden gericht aan de deputatie tegen uiterlijk 15 maart 2023.

De teksten zijn terug te vinden via https://www.provincieantwerpen.be/aanbod/drem/dienst-ruimtelijke-planning/beleidsplan-ruimte.html

Juridisch kader

Artikel 162 van de Grondwet.

Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, in bijzonder de artikelen 2, 40, 41 en 56, inzake de bevoegdheden van de gemeenteraad en het college van burgemeester en schepenen.

Decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaamse Gewest, van het administratief toezicht op de gemeenten.

De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, artikel 2.1.8.

Decreet houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving dd. 8 december 2011, artikel 215.

Besluit van de Vlaamse Regering dd. 30 maart 2018 tot bepaling van nadere regels voor de opmaak, de vaststelling en de herziening van ruimtelijke beleidsplannen en tot wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering in het kader van de regeling van de ruimtelijke beleidsplanning, artikel 30.

Adviezen

Adviesnota vanuit de regio Kempen door IOK in bijlage.

Bijkomende motivering

Inhoudelijke bespreking adviesvraag provincie Antwerpen

Algemeen

Met voorliggend voorontwerp heeft de provincie ingespeeld op elementen en bedenkingen die in een eerdere overlegronde naar voor gekomen zijn.

Toch dient er te worden opgemerkt dat de wijzigingen ten aanzien van het voorontwerp eerder “cosmetisch” van aard zijn. Het ontwerp is op sommige vlakken wel minder specifiek geworden. Het gevaar dreigt evenwel dat hierdoor het provinciaal ruimtelijke beleidsplan een sleutel wordt die, naar willekeur, ieder gemeentelijk initiatief kan afsluiten. Het beleids’plan’ is meer een opsomming van beleids’doelen’ dan een daadwerkelijk ‘plan’ om concreet die doelen te realiseren. Die doelen zijn bovendien dermate algemeen, dat ieder lokaal planinitiatief als onvoldoende kan worden bestempeld in de wensdromen die in het ontwerp-beleidsplan worden verwoord.

De gemeente Grobbendonk wordt nu al geconfronteerd, zoals bij de opmaak van het gemeentelijk RUP Mercurius en het gemeentelijk RUP recreatiegebieden, met provinciale adviezen geïnspireerd vanuit een zeer rigide lezing van de structuurplannen. Met dit ‘vage’ beleidsplan, lijkt ieder lokaal plan, gebaseerd op een concrete ruimtelijke situatie, onvoldoende ‘verregaand’  in vergelijking met de, op wensgedachten gebaseerde, ruimtelijke visie van het ontwerp-beleidsplan van de provincie.

Het ontwerp-beleidsplan, hoewel het beweert naar samenwerking te streven met de lokale besturen, wordt toch voornamelijk ingegeven vanuit een paternalistische houding op de ruimtelijke ordening. Algemeen kan gesteld worden dat het Beleidsplan Ruimte Provincie Antwerpen strategische visie en de beleidskaders geschreven zijn vanuit een top-down benadering. Dit druist in tegen het subsidiariteitsbeginsel. De gemeente Grobbendonk wenst een maximale inzet van het subsidiariteitsprincipe.

Subsidiariteit

Het subsidiariteitsbeginsel of subsidiariteitsprincipe is een organisatiewijze of regel in taakverdeling tussen ‘hogere’ en ‘lagere’ openbare overheden. Het houdt in algemene zin in dat hogere instanties niet iets moeten doen wat door lagere instanties kan worden afgehandeld.

Niet alleen het subsidiariteitsbeginsel, maar ook het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen ziet stilaan de noodzaak voor een bottom-up beleid in plaats van een top-down benadering.

Geef kansen aan landelijke gebieden

Het Vlaams ruimtelijk beleid moet een positief ontwikkelingsperspectief geven aan landelijke gebieden en kansen geven aan kleine steden en dorpen om in te spelen op demografische en economischetrends (WIT BOEK Beleidsplan Ruimte Vlaanderen p.16). In de Strategie Visie van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen wordt voorts gesteld:

“Het spreekt hierbij vanzelf dat als er op regionaal of provinciaal niveau tekorten worden vastgesteld op het vlak van voorzieningenniveau of vervoersmogelijkheden, de remedie in de eerste plaats moet gezocht worden in het wegwerken van het tekort, eerder dan in het afremmen of stopzetten van de ontwikkeling.” (Strategische Visie BRV, p. 69.)

De samenwerking in gebieden vindt men belangrijk, maar moet duidelijker. Partners vragen geen tweedeling te hanteren tussen landelijke en stedelijke regio’s, noch driedeling van Vlaanderen te hanteren. Vlaanderen moet het eigen programma expliciteren en tegelijk scherpe krijtlijnen geven voor bottom-up initiatieven (WIT BOEK Beleidsplan Ruimte Vlaanderen p.17).

Dit blijkt ook uit de samenvatting van het regeerakkoord van de nieuwe Vlaamse Regering (Samenvatting Vlaams Regeerakkoord p. 9-10): "Er komt een Staten-Generaal om een werkbaar Beleidsplan Ruimte Vlaanderen concreet op te stellen. Daar worden ook de lokale besturen, projectontwikkelaars en de milieuverenigingen actief bij betrokken. De overheid moet betrouwbaar zijn. (…) Lokale besturen met veel open ruimte krijgen extra middelen om die ruimte ook te vrijwaren. (…)"

Deze beginselen werden ook geïncorporeerd in de VCRO. Zo luidt de memorie van toelichting bij de Codextrein: (MvT, Parl.St. Vl.Parl. 2016-17, nr. 1149/1, 6 e.v.):

Beleidsplanning beoogt daarom een sterke inbedding van de wetenschap dat ruimtelijke ontwikkeling het resultaat is van samenwerking. Beleidsplanning vertrekt vanuit een samenwerkingsmodel waarbij de verschillende bestuursniveaus elk vanuit een eigen rol samenwerken om de ruimte te ontwikkelen. De beleidsplanning laat een intensieve samenwerking tussen beleidsdomeinen toe en zoekt samenwerking met maatschappelijk middenveld, burgers, ondernemers, investeerders, … Het streven hierbij is een geïntegreerde ruimtelijke ontwikkeling mogelijk te maken waarbij in gebieden vanuit een gemeenschappelijke gebiedsvisie en doelstellingen ruimtelijke acties en de inzet van middelen en instrumenten gecoördineerd kunnen worden ingezet. (…) 

De provincies en vooral ook de gemeenten ervaren binnen de structuurplanning soms te weinig beleidsmatige ruimte voor maatwerk. De beleidsplanning wil het dynamisch karakter van het ruimtelijk beleid verhogen door meer ruimte te laten voor gelijkwaardige samenwerking.

De elementen die in het RSV bindend zijn vastgelegd geven nog uiting aan een tijdsgeest van een hiërarchisch model waarin een centrale overheid beslist en gedetailleerde topdown keuzes oplegt en anderzijds een marktmodel waarin ruimtevragers elkaar beconcurreren binnen een set door de overheid opgelegde spelregels. De planningspraktijk is er enerzijds in geslaagd complexe opdrachten succesvol af te ronden maar loopt soms ook vast in tegenstellingen. Tegenstellingen tussen bestuursniveaus, tussen beleidsdomeinen, tussen maatschappelijke sectoren, tussen overheid en burger, … Die tegenstellingen vertalen zich soms in patstellingen in plaats van oplossingen en ontwikkelingen die nodig zijn om de complexe uitdagingen van vandaag aan te gaan.

Het systeem van beleidsplanning vertrekt vanuit de gedachte dat de overheid zoekt naar coalities en partnerschappen om vanuit een primair ondersteunende rol maatschappelijke doelstellingen te verwezenlijken. Beleidsplanning zet daarom in op de ontwikkeling van een gemeenschappelijke ruimtelijk-maatschappelijke
toekomstvisie waar vanuit onderhandelde ontwikkelingsprogramma’s in operationeel beleid tot stand kunnen komen. (…)

Het gemeentebestuur moet echter vaststellen dat het provinciale beleidsplan er niet in slaagt naar deze beginselen te handelen. Het beleidsplan geeft niet de indruk dat rekening wordt gehouden met de autonomie van de gemeenten. Deze dirigistische aanpak, waarvan de structuurplanning ook al doordrongen was, wordt opnieuw doorgetrokken. Thans bewaren de strategische visie alsook de beleidskaders vrijwel het stilzwijgen inzake de conformiteit met de Strategische Visie Ruimte Vlaanderen.

Daar waar het beleidsplan Ruimte Vlaanderen nog beweert kansen te willen geven aan kleine steden en dorpen om in te spelen op demografische en economische trends, faalt het provinciale plan.

In het beleidsplan wordt onvoldoende gedefinieerd over welke terreinen of thema’s de provincie een effectief plannende taak opneemt. Er zijn genoeg regionale uitdagingen te formuleren, die het lokale niveau overstijgen.

Het plan maskeert het gebrek aan planologische visie en de rol op een provinciaal niveau. Het is wenselijk dat de provincie zich een duidelijke rol aanmeet en zichzelf een duidelijke positie geeft binnen het samenwerkingsveld van verschillende partners. De principes in het nu voorliggende beleidsplan zijn te algemeen en te vrijblijvend beschreven. Lokale besturen kunnen op basis hiervan onvoldoende beoordelen welke implicaties de beleidsvisie zal hebben op hun grondgebied.

In het beleidsplan wordt meermaals aangestuurd op het initiëren van nieuwe partnerschappen (energielandschappen, vervoersregio’s,  woningmarkten …). De gemeente Grobbendonk staat op haar autonomie. Gemeenten hebben altijd al zelf samenwerking gezocht met de andere gemeenten. De gemeente Grobbendonk heeft zo bijvoorbeeld een goede verstandhouding met haar buurgemeenten in de samenwerking Neteland. Als de gemeente Grobbendonk partnerschappen afsluit, dient dit te zijn vanuit het belang ervan voor de gemeente Grobbendonk en haar inwoners, niet vanuit een top-down opgelegd door de provincie. Ook met betrekking tot dit punt mist het beleidsplan een duidelijke afbakening van de provinciale rol hierin.

Het wordt wel als positief bevonden dat in de strategische visie de provincie voor zichzelf een rol ziet weggelegd om aan het departement Omgeving input te geven. Een input die van onderuit, vanuit een bottom-up benadering, vertrekt. Het zijn immers de gemeenten en haar inwoners die geconfronteerd worden met de daadwerkelijke gevolgen van het ruimtelijk beleid.

De provincie moet niet iets doen wat door de gemeente Grobbendonk beter zelf kan worden afgehandeld. De gemeente Grobbendonk is het best geplaatst om de ruimtelijke behoeften van haar inwoners, en dit zowel van de huidige generatie als van de toekomstige generaties, duurzaam te beheren.

Het beleid van de hogere overheden heeft er de afgelopen 20 jaar toe geleid dat gemeenten in het buitengebied kansen zijn ontnomen. De demografische vooruitzichten zijn nefast voor de leefbaarheid van een buitengemeente als Grobbendonk. Dit is mede te wijten aan het ruimtelijke keurslijf waarin de hogere overheden de gemeenten in het buitengebied hebben gedwongen. Daar waar de steden momenteel hopelijk de vruchten plukken van het ruimtelijk beleid gevoerd door de hogere overheden, lijkt dit vooral ten koste te gaan van de buitengebiedgemeenten. De bevolkingsaangroei maskeert de dieperliggende problematiek. Die aangroei is vooral te wijten aan de langere levensverwachting en niet aan de aangroei van de actieve bevolking. De vooruitzichten zijn thans dat de bevolking van de buitengemeenten de volgende decennia zal krimpen. De gemeente Grobbendonk is het zijn inwoners verplicht om er alles aan te doen om de leefbaarheid, ook voor de toekomst, te garanderen. Het gemeentebestuur van Grobbendonk wil zich hierop ten volle kunnen concentreren, zonder hierbij gehinderd te worden door hogere overheden die door hun stringente houding medeverantwoordelijk zijn voor de situatie waarin de buitengemeenten zich thans bevinden.

Concreet betekent dit dat de gemeente Grobbendonk het best geplaatst is om de ruimtelijke uitdagingen aan te pakken die haar welzijn bedreigen. Enkel die ruimtelijke ontwikkelingen, die limitatief en gemotiveerd worden aangeduid als ‘gemeente overstijgend’, dienen door de hogere overheden ter harte worden genomen. Alle andere ruimtelijke ontwikkelingen behoren tot de bevoegdheid van de gemeente Grobbendonk.

    

Strategische visie

De strategische visie wordt gedragen door een overzicht van de ‘diversiteit en samenhang’ binnen de provincie Antwerpen. Het is sympathiek dat de strategische visie een rondje door de provincie maakt om aan te tonen hoe divers de provincie is, maar hieruit blijkt weinig ‘strategische visie’.

Wat Grobbendonk betreft, is de gemeente wel enigszins gecharmeerd met de vermelding:

"De bedrijventerreinen langs het Albertkanaal (ENA) behoren tot de meest performante terreinen van Vlaanderen omwille van hun sterke multimodale ontsluiting via het water, het spoor en de weg (E313). Er zijn twee belangrijke overslagcentra, in Grobbendonk en Laakdal."

De gemeente Grobbendonk is evenwel veel meer dan een ‘bedrijventerrein met overslag langs het Albertkanaal’. Het is een actieve gemeenschap die enerzijds trots is op het Albertkanaal en de bedrijven erlangs, maar die er anderzijds ook de lasten van draagt. De zware industrie en bijhorende mobiliteitsproblemen drukken op een gemeenschap die leeft, woont, werkt, …

Grobbendonk is door zijn ligging aan het Albertkanaal gelegen langs economische infrastructuur van bovenlokaal belang. Het provinciale ontwerpbeleidsplan stelt dat ‘De uitdaging ligt daarom zowel in het creëren van meer ruimte binnen bestaande bedrijventerreinen, als in het voorzien van diverse werklocaties, zoals op goed bereikbare locaties in de steden’. Er dient op gewezen dat ook industriegebieden in een buitengemeente als Grobbendonk niet mogen uitgesloten worden van nieuwe impulsen. Er zijn immers genoeg voorbeelden die er op duiden dat industriële gebieden zonder noodzakelijke impulsen kankerplekken worden. De gemeente Grobbendonk zal de komende jaren geconfronteerd worden met de negatieve demografische gevolgen van de stiefmoederlijke behandeling van de buitengemeenten door de hogere overheden. Bovendien moet een economisch kerkhof in de buitengemeenten te allen tijde vermeden worden. Dit vraagt onder meer om investeringen in de industriegebieden van de buitengemeenten. De gemeente Grobbendonk moet hierbij als volwaardige partner behandeld worden, en niet als een gemeente waar toevallig de bovenlokale infrastructuur doorloopt. Bovenlokale structuren zoals het Albertkanaal en de E313 vragen ook om een visie over: hoe men het welbehagen van de lokale gemeenschap zal compenseren, hoe men de veiligheid zal garanderen, hoe men het verkeer in goede banen zal leiden,… Hierin staan de gemeente Grobbendonk, en haar inwoners, al te vaak alleen. 

Bij het ruimtelijke principe ‘Zuinig ruimtegebruik’ wordt sterk ingezet op ‘verweving van functies’. De gemeente Grobbendonk onderschrijft dit principe. Er moet evenwel worden vastgesteld dat de hierbij aangemerkte voorbeelden zich vooral lijken toe te leggen op een verweving op perceel-, gebouw- of projectniveau. Het verweven van functies op het niveau behoort voornamelijk tot de vergunningverlening. Het college van burgemeester en schepenen is het best geplaatst om dit aspect bij individuele omgevingsaanvragen te beoordelen. Op planningsniveau, en al zeker op provinciaal niveau, lijkt het beleidsplan vooral aan visie te ontbreken wanneer ze vervalt in dergelijk ‘micromanagement’. Hetzelfde kan gezegd worden over ‘Veerkracht’, ‘Nabijheid en bereikbaarheid’ en ‘Eigenheid’.

De gemeente Grobbendonk wenst dat het subsidiariteitsbeginsel ook van toepassing is op de vier ruimtelijke principes die de provincie naar voor schuift. De gemeente is het best geplaatst om het ‘zuinig ruimtegebruik’ in de hand te houden en te waken over de ‘eigenheid ‘van de gemeente. De gemeente is het meest vertrouwd met de eigenheid van haar eigen gemeente en heeft hiervoor geen hogere overheid nodig. ‘Nabijheid en bereikbaarheid’ zijn eigen aan de plek. Binnen de gemeente is de gemeente het best geplaatst om dit, via enerzijds haar planningsbeleid door middel van RUPs en verordeningen en anderzijds haar omgevingsvergunningenbeleid, in goede banen te leiden. De gemeente is het best geplaatst om flexibel te reageren bij verrassingen. Zij ziet immers als eerste op het terrein de symptomen. Voor een gemeente in het buitengebied is dit nog meer uitgesproken. Alle buitengemeenten zullen geconfronteerd worden met winkels die verdwijnen, vergrijzing, leegstand, … Wil de gemeente Grobbendonk hier ‘veerkrachtig’ op reageren dan is de gemeente het best geplaatst om dit adequaat te doen. De provincie kan een louter ondersteunende rol spelen, maar de leidende rol blijft hier onmiskenbaar weggelegd voor het gemeentebestuur. Het gemeentebestuur is hiertoe moreel verplicht en haar gemeentelijke inwoners verwachten van het gemeentebestuur passende maatregelen om de leefbaarheid van de gemeente blijvend te verzekeren.

De strategieën die de provincie naar voor schuift, kunnen ook best op gemeentelijk niveau worden uitgevoerd. De gemeente is het best vertrouwd met de beheerders van de open ruimte op haar grondgebied, zoals natuur, landbouw, water, recreatie, ... om tot een ‘offensieve open ruimte’ te komen. Vaak kent ze de actoren persoonlijk en heeft de gemeente het morele gezag om met al deze actoren tot duurzame oplossingen te komen. Enkel bij limitatief en gemotiveerde bovengemeentelijke openruimtegebieden lijkt hierin een meerwaarde van de provincie mogelijk, alhoewel de gemeentebesturen best in staat zijn om dit, gezamenlijk over meerdere gemeente heen, in goede banen te leiden.

Belangrijk voor een gemeente als Grobbendonk is de strategie van de ‘levende kernen’. De gemeente Grobbendonk is het best geplaatst om te waken over het behoud van het karakter en de identiteit van Grobbendonk en haar deelgemeente Bouwel. Het gemeentebestuur en de gemeentelijke ambtenaren wijden hieraan al hun aandacht. Het is echter cynisch dat na jarenlange structuurplanning, waarbij de hogere overheden een voornamelijk bewarend beleid voor de buitengemeenten hebben gevoerd en dit ten voordele van de steden, de provincie nu ‘levende kernen’ naar voor schuift als strategie.

Het demografisch profiel van de buitengemeenten staat door het stringente structuurplanningsbeleid van de hogere overheden aan de afgrond. De vooruitzichten voor de buitengemeenten zijn ronduit slecht. De opvang van de waarschijnlijke bevolkingsgroei (vanuit Vlaamse en provinciaal perspectief) en de toename van het aantal huishoudens kan enkel op plaatsen met een hoog voorzieningenniveau. De verouderde bevolking van veel kleinere dorpen zal de komende jaren evenwel letterlijk uitsterven met bevolkingskrimp tot gevolg. De actieve bevolking in de buitengemeenten verschrompelt. Dit heeft een determinerend effect op de economische draagkracht van de voorzieningen. Winkels en horeca verdwijnen. Dit heeft op haar beurt een negatieve invloed op de levenskwaliteit van de inwoners van de buitengemeenten. De gemeente Grobbendonk heeft de morele plicht om niet alleen ten behoeve van de huidige inwoners, maar ook van de toekomstige generaties, de leefbaarheid van de gemeente Grobbendonk te verzekeren. Wil de provincie hierin een ondersteunende rol innemen, dan is de steun welkom, maar de leidende rol behoort het gemeentebestuur van Grobbendonk toe.

 

Beleidskader ‘levendige kernen’

De provincie stelt:

"Het is ons doel om bijkomende bebouwing en functies vooral op te vangen in de kernen die multimodaal ontsloten zijn en voldoende voorzieningen hebben."

En verder:

"We gebruiken de inhoud van dit beleidskader als basis bij het adviseren van gemeentelijke planningsprocessen. (…) We vragen dat gemeenten mee hun schouders zetten onder de gemeenschappelijke ambitie en de inhoud van dit beleidskader, zodat we samen naar oplossingen kunnen zoeken, op maat van elk gebied."

En dan:

"We leggen daarom een kerntypering voor die een basis legt voor de gedifferentieerde aanpak van de uitdagingen voor kernen (op provinciaal schaalniveau). Deze kerntypering is een aanzet voor een bovengemeentelijk ruimtelijk beleid."

Belangrijk hierbij is evenwel dat, wat Grobbendonk betreft, uit de bijlagen blijkt dat de provincie 3 kernen typeert:

-       Grobbendonk > Dorpskern

-       Bouwel > Dorpskern

-       Langenheuvel > Kleine dorpskern

Waarom een gehucht als Langenheuvel wel als een ‘kleine dorpskern’ wordt beschouwd en andere gehuchten binnen de gemeente dan weer niet, is niet meteen duidelijk.

De materiële motiveringsplicht houdt thans in dat er voor elke administratieve beslissing rechtens aanvaardbare motieven moeten bestaan. Dit betekent onder meer dat die motieven steunen op werkelijke bestaande en concrete feiten die relevant zijn en met de vereiste zorgvuldigheid werden vastgesteld. Bovendien moet de overheid de gegevens die in rechte en in feite juist zijn, correct beoordelen en op grond van deze gegevens in redelijkheid tot een beslissing komen. Een beslissing schendt de materiële motiveringsplicht wanneer de motieven waarop ze steunt onjuist of onwettig zijn of de beslissing niet kunnen dragen. (RvS 29 april 2013, nr. 223.313; RvS 4 november 2014, nr. 229.033, RvS 21 juni 2016, nr. 235.172; RvS 20 juni 2017, nr. 238.586). Aldus dient minstens op basis van draagkrachtige berekeningen te worden gemotiveerd op basis
waarvan de verdeling in verschillende soorten kernen wordt gemaakt.

Vervolgens gaat de provincie over op ‘Regionale woonmarkten’.

"De regionale woonmarkten zijn autonome migratiebekkens met een eigen verhuisdynamiek.(…) Hierdoor kunnen we stellen dat een deel tot zeer groot deel van de personen binnen de grenzen van de woonmarkt zoeken naar een woonéénheid. Een woonmarkt is daarom gemeentegrensoverschrijdend en kan hierbij ook van gemeente- en provinciegrenzen afwijken. Om verdere nuances te kunnen leggen, verfijnden we het basisbeeld van de regionale woonmarkten en voegden we overgangsgebieden toe.

(…) Deze kernen krijgen de naam van de regionale woonmarkt. Het gaat om Antwerpen, Turnhout, Mechelen, Herentals, Heist-op-den-Berg, Geel, Lier, Mol en de kleinere woonmarkten Klein-Brabant, Willebroek en Hoogstraten."

Om daarna een regionaal woonprogramma uit te werken in een Bijlage 2: Uitwerking regionaal woonprogramma 2021-2030 voor de provincie Antwerpen.

Hierin stelt de provincie:

"Dit betekent dat de stedelijke kernen, gevolgd door de strategische dorpskernen, proportioneel instaan voor de grootste woningopgave en de (kleine) dorpskernen voor de kleinste.

We houden de herverdeling bij op een regionaal schaalniveau. We nemen geen bestaande samenwerkingsverbanden, maar vertrekken vanuit regio’s waar vandaag al sterke verhuisrelaties aanwezig zijn (de regionale woonmarkten of woonregio’s). Verhuisbewegingen van mensen zijn in deze context belangrijker dan reeds gemaakte beleidsmatige afbakeningen."

Hiervoor produceert de provincie een nieuwe kaart met ‘woonmarkten’.

Grobbendonk en Bouwel liggen dan in het overgangsgebied ‘Antwerpen-Herentals’ (geel-turkoois gearceerd) en Langenheuvel in het overgangsgebied ‘Herentals-Lier’ (roze- turkoois gearceerd).

Belangrijk hierbij is dat de provincie stelt:

"We herverdelen de huishoudensaantallen van 2021 verhoudingsgewijs over de overeenkomstige woonmarkten op basis van het gewicht van de verhuisbewegingen."

Vervolgens wordt, in tabellen, eerst de bestaande situatie geschetst en daarna de gewenste toekomstige. De provincie stelt:

"Deze cijfers tonen aan dat, als we niets doen, de verdere verspreiding van de bijkomende huishoudens en woningen blijft voortzetten. Dit ligt niet in lijn met de doelstellingen uit dit beleidskader om de bijkomende woningen te voorzien op de meest verantwoorde plekken: in de kernen met veel voorzieningen, gebruikers en een multimodale bereikbaarheid (de stedelijke kernen en strategische dorpskernen).

Daarom werken we hieronder een herverdeling van de bijkomende woningen uit die wel rekening houdt met deze doelstelling: het woonprogramma. Om deze doelstelling te realiseren, zijn echter inspanningen nodig."

De provincie werkt dan een ‘herverdelingssleutel’ uit. Belangrijk hierbij voor Grobbendonk is volgende:

"In kleine dorpskernen (cfr. Langenheuvel) zijn bijkomende woningen en grote woningbouwprojecten ruimtelijk niet gewenst.

Dorpskernen (cfr. Grobbendonk en Bouwel) zijn geschikt om lokaal een beperkte huishoudenstoename op te vangen in verhouding tot hun profiel. Daarom kunnen ze de helft van de verwachte huishoudenstoename behouden; de andere helft van de toename wordt herverdeeld naar de stedelijke kernen en de strategische dorpskernen."

Zulke opdeling druist flagrant in tegen de hoger uiteengezette beginselen inzake ruimtelijke beleidsplanning en getuigt geenszins van een onderhandeld ontwikkelingsprogramma.

Met deze, sluikse en in de bijlagen uitgewerkte, beknotting van de kernen van de gemeente Grobbendonk kan de gemeenteraad zich niet akkoord verklaren. Het is voor lokale besturen onmogelijk om in te schatten in hoeverre dit provinciaal kader zal doorwerken en mogelijk in conflict zal komen met de opbouw van een eigen visie op de kernontwikkeling.

Beklemtoond dient te worden dat een ruimtelijk beleidsplan net zoals de voorheen geldende ruimtelijke structuurplannen geen betrekking zullen hebben op de beoordeling van een vergunningsaanvraag, noch van een aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundig uittreksel of attest. (Zie RvS 24 oktober 2014, nr. 228.921 en art. 2.1.2, §1 VCRO) Het betreft zodoende een loutere beleidsintentie voor de gewenste ruimtelijke structuur en een langetermijnvisie op de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied. Teneinde dit beleid om te zetten in de praktijk dienen nog verordenende instrumenten te worden uitgevaardigd.

Het is evident dat een lokaal bestuur dat geen ontwikkelingskansen meer krijgt geen initiatief zal nemen inzake zulke verordenende instrumenten. Gelet op het uitblijven van een normerend kader zal in de praktijk net een niet-begeleide concurrentie ontstaan tussen de ‘kernen’ en de ‘buitengebieden’. Zulke situatie is allerminst wenselijk. Het gemeentebestuur wenst net verordenende instrumenten uit te vaardigen teneinde een sturende rol te spelen in de verdere ontwikkeling van de gemeente waarbij

Dit beleidskader heeft niet de leefbaarheid van de kernen van Grobbendonk tot doel, maar een verdere vergrijzing van de gemeente en het langzaam verder wurgen van de resterende voorzieningen. De gemeente Grobbendonk heeft de morele plicht om niet alleen ten behoeve van de huidige inwoners, maar ook van de toekomstige generaties, de leefbaarheid van de gemeente Grobbendonk te verzekeren.

 

Beleidskader ‘verdichten en ontdichten van de ruimte’

In dit beleidskader behandelt de provincie een aantal aspecten zoals ruimtebeslag en verharding voorkomen en verminderen, juiste functie op de juiste plek, systemen om slecht gelegen activiteiten te verplaatsen, bedrijvigheid, detailhandel, energietransitie met behoud van open ruimte, … Op zichzelf zijn dit valabele inzichten maar ze missen het vertrekpunt van de bestaande toestand. Zo stelt de provincie bijvoorbeeld voor detailhandel een locatiegericht beleid voorop. Tegelijk zet de provincie verder in op perifere clustering langs steenwegen waarbij verder ingezet wordt op de ontwikkeling van dergelijke clusterlocaties.

Wat Grobbendonk betreft schrapt de provincie bijvoorbeeld op basis hiervan ‘handelszaken’ langs de Herentalse steenweg, terwijl dit handelslint zo goed als is ontwikkeld. Alhoewel de gemeenteraad het principieel standpunt van de provincie, dat bedrijfsterreinen voorbehouden dienen te blijven voor bedrijvigheid die niet in een kern kan verweven worden, onderschrijft, kan men noch de bestaande toestand, noch de werkelijkheid ontkennen. Er zijn nu eenmaal ook handelszaken die door hun omvang en hun mobiliteitsprofiel ruimte nodig hebben. De bestaande gewestplannen hebben hiervoor weinig of geen specifieke bestemmingsgebieden voorzien. In het buitenland opteert men daarentegen meer voor een verweving van ambachtelijke bedrijven en eerder grootschalige kleinhandelshandelszaken. De gemeenteraad meent dat het industrieterrein Herentals-Grobbendonk hiervoor geschikt is.

De provincie schrapt evenwel de handelszaken in dit gebied, terwijl de toestand ter plekke, en in de structuurplannen, dit gebied als kleinhandelslint kan worden omschreven wordt dit nu geschrapt omwille van dit ontwerp-beleidskader 'Verdichten en ontdichten van de ruimte'. Op p. 48, ‘Bedrijvigheid’ staat immers dat bedrijventerreinen a priori voorbehouden blijven voor bedrijvigheid die niet in een kern kan verweven worden. Daarnaast staat in hetzelfde beleidskader onder het hoofdstuk 'Detailhandel' op p. 54 dat er in principe geen detailhandel op bedrijventerreinen toegestaan is. Omwille hiervan wordt dit ‘vage’ beleidsplan door de provincie aangegrepen op een zeer éénzijdige en dogmatische wijze. Gezien de principes en visies in het beleidskader en het ganse beleidsplan vaak zeer vaag, algemeen en weinig specifiek zijn, wordt de bekommernis van en te dogmatische aanpak bij ondersteuning en advisering van lokale besturen in hun planprocessen alleen maar groter.

 

Beleidskader ‘sterke netwerken: ruimte en mobiliteit’

Ook wat dit kader betreft, is er het gevaar van een te dogmatische aanpak en werkwijze. Instrumenten zoals het ‘ruimtekompas’ moeten dan dienen om de eigenheid van de afzonderlijke stads- en dorpskernen te objectiveren en te kwantificeren, met als doel ruimtelijk beleid hierop te kunnen enten. Ongeacht een streven naar objectivering en kwantificering zal een goed ruimtelijk beleid steeds nood blijven hebben aan een gebiedsspecifieke, casusspecifieke, beleidsgestuurde en pragmatische aanpak. Een te dogmatische aanpak kan nefast zijn voor een goed ruimtelijk beleid.

Het gemeentebestuur heeft de ambitie om in Grobbendonk garant te staan voor een gezonde, groene, veilige en aantrekkelijke leefomgeving voor zijn burgers, voor wie hier woont, leeft, leert, werkt of op bezoek komt. Grobbendonk gaat voor een goede mix van bedrijvigheid en leefbare woonkernen. De demografische vooruitzichten zijn, mede door het keurslijf waarin de buitengemeenten door de hogere overheid zijn gepropt, dermate precair dat het gemeentebestuur niet de intentie heeft zich in deze ambitie door een hogere overheid te laten beknotten. Het is de morele plicht van het gemeentebestuur om te strijden voor de toekomst en leefbaarheid van haar gemeente. Hierbij kan en mag de gemeente niet gehinderd worden door het dirigistische beleid dat de provincie wenst te voeren en onvoldoende aandacht heeft voor de gevolgen. Een inwoner van Grobbendonk verdient evenveel kansen als iedereen.

BESLUIT

Goedgekeurd met eenparigheid van stemmen.

 

Artikel 1: Kennisname van het ontwerp Beleidsplan Ruimte van de provincie Antwerpen dat de provincieraad voorlopig heeft vastgesteld op 27 oktober 2022.

Artikel 2: Goedkeuring om een genuanceerd advies te formuleren, zoals hierboven aangegeven.

Artikel 3: Het team Ruimte & Vergunningen wordt gelast met het overmaken van het advies aan de provincie (beleidsplanruimte@provincieantwerpen.be).